zondag 18 november 2012

Filosofische muziek?

Ik ben van opleiding een filosoof. Dat zorgt ervoor dat ik nogal veel de nadruk leg op 'theorie'. Echter, goed leven gaat net over een 'doen', een doorvoelde en doorleefde praktijk die rechtstreeks betrekking heeft op het dagelijkse leven.

Zo-ook mijn filosofie-als-manier-van-leven, het pentapharmacon. Hoewel de woorden belangrijk zijn, gaat het eigenlijk over een goede manier van omgaan met wat me overkomt in mijn leven.

Ik plan in de toekomst meer tastbare, praktische levenswijsheid aan te bieden. En als voorproefje daarvan laat ik je even luisteren naar het volgende liedje:

http://www.youtube.com/watch?v=2m94FDVwW_w

Naast de naar mijn mening in vervoering brengende rif, bevat de tekst een boodschap die sterk in lijn is met mijn filosofie. Bekijk de tekst eens op je gemak en hou mijn 'vrees niet te falen' in je achterhoofd.

Mits de tijd me dat toelaat zal ik zelf een analyse geven van dit liedje in het kader van mijn filosofie, maar tot dan: veel luisterplezier en nog een prettige dag. :)


woensdag 7 november 2012

De zin: geluk en vrijheid

Met enige vertraging presenteer ik het doel van mijn filosofie: geluk. Eigenlijk gaat deze tekst ook, met een zwaar woord, over de 'zin' van mijn leven.
Terwijl het vorige zondag ging over hoe ik ertoe gekomen ben te filosoferen hierover, en terwijl de rest van deze blog gaat over wat nu eigenlijk te doen om een gelukkig leven te leiden, gaat deze tekst over het doel zelf. Over geluk en vrijheid.

Ik hoop dat ik je kan helpen of een plezier doen met deze toegankelijke tekst.

Herfstgroetjes,

Mieralunar

---

Wie een tekst voor zich heeft doet er goed aan te weten waar deze naartoe gaat, wat het voor ogen gestelde doel is. De meeste teksten van enige kwaliteit bevatten eigenlijk maar een handvol gedachten, de doelstellingen waar dan een hele verhaaldraad rond geweven wordt. Zo ook met mijn recente werk. Omdat je niet geheel onterecht de indruk kan krijgen dat ik tot nu toe losse en nauwelijks met elkaar verwante uitspraken geponeerd heb, wil ik graag eens duidelijk maken waar het mij eigenlijk om te doen is, wat mijn doelstelling is. En dat is niets meer dan het bereiken van geluk en vrijheid. Geluk en vrijheid, twee onlosmakelijk verbonden termen.
Het is zowel doodsimpel als toch niet evident om in basis te vatten wat ik bedoel, omdat het heel goed mogelijk is dat je een beetje van opvatting verschilt over zowel geluk als over vrijheid. Wanneer ik klaar ben met deze schets, zou het heel goed kunnen zijn dat je zegt: ‘dat is allemaal goed en wel, maar voor mij zijn geluk en vrijheid toch iets anders’.
Voor mijn part behoud je je opvattingen over wat geluk en vrijheid zijn. Ik denk dat het goed is zelf je ideeën te vormen. Maar deze tekst presenteert alvast het doel van mijn filosofie. Idealiter is die filosofie een kaart die je kan gebruiken om de weg te vinden naar de toestand die ik geluk noem; die losse fragmenten waarvan sprake zijn eerder een soort richtingsaanwijzers, bordjes – suggesties voor een goede richting of een mooie wandelroute.

Maar goed, waar te beginnen? Om te kunnen vatten wat geluk is moeten we weten wat we zelf zijn, moet jij weten wat je zelf bent. 
Mijn uitgangspunt is dan ook dat mensen voldoende goed werkende eenheden in functie van één doel zijn. Dat is het bondigst gezegd wat we volgens mij zijn. Te bondig, te abstract en zeer zeker niet toegankelijk voor de lezer.
Misschien helpt dit. We zouden een mens kunnen zien als een voetbalploeg en het leven als een speelveld. Er zijn meerdere spelers. Zij hebben elk hun functie. De ene is spits, de ander middenvelder of keeper. Toch zijn zij een eenheid want ze vormen een team. Net zo hebben ze één doel: winnen. Het zijn vaardige spelers en wanneer zij elk hun functie vervullen en samenwerken, zijn zij het beste in staat te scoren. Natuurlijk, zelfs het beste team faalt wel eens.

Nu is het van belang te begrijpen dat ik het vooral over de menselijke geest heb met al zijn ervaringen, gedachten en verlangens. Niemand twijfelt er aan dat hij of zij lijfelijk 'uit één stuk' is. Zo-ook de geest. Net zoals een lichaam armen en benen, een lever en een hart heeft, zo heeft ook onze interne wereld woede en verdriet, rede en lust. Dat zijn de zaken die ons drijven, die ons laten handelen, maken dat we doen. Zo kunnen we bijvoorbeeld handelen omdat we kwaad zijn, omdat we ons seksueel aangetrokken voelen of omdat we een reden of motief hebben. 
Die verschillende mentale drijfveren op basis waarvan we handelen, zijn deel van het geheel. Het zijn de verschillende spelers van Team Geest. Mensen zeggen vaak dat ze tegenstrijdige gevoelens hebben, of dat het rede versus emotie is. Alleen, dat klopt niet. Aan de oppervlakte kunnen die elkaar inderdaad tegenwerken, maar aangezien onze geest één en slechts één uiteindelijk doel heeft, zijn zij eigenlijk teamgenoten. Ze staan aan dezelfde kant. Daarom dat ik ook 'voldoende goed werkende eenheid' zeg: onze geest werkt in functie van één doel, en doet dat voldoende goed – het is dus niet nodig voor de keeper om de taak van de spits over te nemen. Elk heeft zijn plaats op het veld.

Wat ik versta onder vrijheid, is dat de drijfveren die ons handelen bepalen in harmonie met elkaar zijn, samenwerken in plaats van tegenwerken. Als één van hen actief is, is het dat het nodig is in die situatie. Zoals het cliché zegt: verdring niets. De vrije mens handelt op zo'n manier dat alle op dat moment actieve drijfveren het er mee eens zijn en er dus geen spanning is. Vrij zijn is letterlijk het volgen en zijn wie je bent. Laten komen wat komen zal en zijn wat gekomen is. We zijn voldoende goed gebouwd om te leven! 
Geluk wordt bereikt door vrij te zijn. Niet zomaar echter. Het voetbalteam heeft namelijk ook een arts en een coach. Wanneer er een ongeval gebeurt met één van de spelers wordt de wedstrijd stilgelegd, de gewonde onderzocht en vervolgens verzorgd door die arts. 
Welnu, onze geest heeft ook zo'n 'dokter' die in werking treedt als er iets mis loopt. Eveneens de coach, die om een time-out vraagt, kan het spel stilleggen, bijvoorbeeld wanneer het team niet goed op elkaar inspeelt of een speler steeds dezelfde fouten maakt. Dan gaat deze de strategie bespreken opdat het team weer ingespeeld kan raken en die speler niet meer hetzelfde geknoei zal vertonen. 
Droger gesteld: wanneer het volgen van onze drijfveren problemen of intern conflict veroorzaakt, leggen we onszelf even lam, sluiten we ons af voor de buitenwereld en zijn we in onszelf gekeerd. Dat zijn die momenten waarop we bij uitstek zelfbewust zijn, dit is de introspectie. Wat we dan doen is zelfonderzoek, kijken hoe de dingen nu zitten en terugdenken aan herinneringen van gelijkaardige situaties in een poging daar iets uit te leren zodat we het in de toekomst niet meer opnieuw mis gaan doen, of op zijn minst toch beter. Zelfverbetering, zo noem ik het graag. Wij doen aan autogenesis, met een moeilijk woord.

Nog een beeld dat kan helpen is dat van de automechanieker. Wanneer we vlot en probleemloos rijden, kijken we niet in de motorkap. Maar wanneer er iets aan de auto schort – hij maakt geluiden, schokt, heeft een klapband, enzovoort – dan gaan we de wagen stilleggen en de mechanieker er naar laten kijken of eventueel zelf de geklapte band vervangen. 
Ook die zelfverbetering is één onzer drijfveren die we moeten laten zijn en die deel van het geheel is, deel van onze geest. Houd in rekening: zonder autobestuurders geen automechaniekers en je kan je wagen niet herstellen terwíjl je aan het rijden bent. Onze drijfveren leiden ons leven, maar we kunnen ons leven niet leiden wanneer we in onszelf gekeerd aan het sleutelen zijn. 
Geluk is die toestand waarin we onze innerlijke wereld vrij volgen zonder dat er aan de auto gesleuteld moet worden. Dit komt eigenlijk neer op een vlot, goed en geslaagd leven waarin we op een ongedwongen manier maximaal gebruik maken van onze kansen en mogelijkheden.

zondag 4 november 2012

Wat doe ik toch?

In dit bericht probeer ik duidelijk te maken waar de filosofie die ik presenteer in deze blog vandaan komt.

Het was de lezing van de wijze platonist Pierre Grimes die me stimuleerde en de moed gaf dit bericht te posten. 
Hij stelt dat metafysica niets meer is dan een manier om onze meest diepgaande en uiteindelijk mystieke ervaringen begrijpelijk te maken. De moeilijkheid, zegt hij, is dat er vandaag bitter weinig mystieke ervaringen zijn. Dit herinnerde me aan de oorsprong van mijn eigen filosofie…
Voor geïnteresseerden:


Later presenteer ik een begrijpelijke tekst over het doel van mijn filosofie: geluk en vrijheid.

Ik hoop dat jullie hier wat aan aan hebben.


De hartelijkste groeten,

Mieralunar

---

Ik denk dat ook mijn filosofische stijl toelichting kan gebruiken. Mijn methode is eerder een manier van handelen dan van denken. Wat ik met filosofische stijl bedoel is eigenlijk niet meer dan de manier waarop ik tot mijn methode gekomen ben. Zij is niet zomaar bij mirakel uit de lucht komen vallen.
Ze is enigszins onorthodox en ik verwacht ook niet, nee, ik wens ook niet dat anderen haar gaan overnemen. Ten eerste kan ik er niet solide voor argumenteren en ten tweede heb ik voor mezelf reden om aan te nemen dat de meeste anderen nergens zouden uitkomen, noch er een boodschap aan hebben, mochten zij deze stijl hanteren. Maar goed, waar heb ik het nu toch over?

Mijn vertrekpunt is altijd al geweest dat ik ervaar. Zelfs het krachtigste, meest op de spits gedreven scepticisme kan hier geen afbreuk aan doen. Het staat voor mij buiten kijf dat ik iets ervaar, dat er ervaring is. Daarmee is niet gezegd dat die ervaring ergens mee overeen komt. Maar aangezien dat ik ervaar onbetwijfelbaar is, heb ik de ervaring als mijn vertrekpunt genomen.
Goed, maar nu zou je je kunnen afvragen wat het eigenlijk is dat ik ervaren heb. Wel, ik heb ervaren dat ik bepaalde noden en verlangens heb. Dat er dingen zijn die ik wil, dingen die ik wens te bereiken. Heel erg in lijn van de metafysica van Schopenhauer is me onbetwijfelbaar voorgekomen dat ik Wil, dat er Wil in mijn ervaring is.
Eveneens heb ik ervaren dat er in mij mechanismen zijn – tendensen, methoden, manieren om die wil te bevredigen. Met andere woorden: dat er in mij een soort heuristieken (ik mis echt het juiste woord hiervoor) aanwezig zijn om de verschillende noden die ik onbetwijfelbaar ervaar te bevredigen. Meer abstract: dat er ingebakken methodologieën zijn voor het bereiken van mijn doelen.

Nu, zonder om die reden als profeet of iets dergelijks beschouwd te willen worden, zeg ik hier helder en duidelijk dat de zaadjes van mijn methode ontkiemd zijn dankzij een mystieke ervaring. Haar beschrijven is een onbegonnen werk, maar laat ik toch kort proberen het voornaamste toe te lichten.
Het was als een volledig ervaren van mezelf, het ervaren van mezelf als één geheel. Een ervaring waarin ik als het ware een momentopname van mezelf in werking zag, als een samenhangend en samenwerkend geheel. In feite was het alsof er kort een vuurpijl doorheen het donkere labyrint van mijn geest ging, een vuurpijl die heel even alles belichtte, om vervolgens weer uit te doven.
Zonder verder uit te weiden over andere inzichten, kan ik zeggen dat mijn methode hier geboren werd. Ik zag in dat de in mij aanwezige mechanismen om mijn noden te bevredigen voldoende goed waren voor het vervullen van die functie. Merk op dat dit niet onfeilbaarheid betekent!
Ook zag ik in dat alle noden, wensen en verlangens die in me opkwamen eigenlijk slechts in functie van van één primordiale wil, één oerverlangen stonden. Ik merkte dat het geheel van die systeempjes en mechaniekjes in mij me uniform in één richting wezen. In feite dat er slechts één einddoel is, één 'weg', één zin van mijn leven.

Het kan niet moeilijk zijn om nu in te zien waarom mijn filosofische stijl niet voor iedereen is. Ik weet niet zeker of de systeempjes bij anderen ook voldoende goed zijn, evenals ik niet weet of anderen hun richting en streefdoel al gevonden hebben.
Ik ben er me van bewust dat het volgende zowel enorm tautologisch als clichématig klinkt, maar wat ik probeer te doen is te worden wie ik ben. Mijn basisovertuiging is dat ik op mijn capaciteiten kan vertrouwen, dat zij voldoende goed zijn om mijn noden en verlangens te bevredigen, om mijn doelen te bereiken en om mij te leiden.
Echter, dat mijn capaciteiten feilbaar zijn zorgt er voor dat ze er soms niet in slagen om noden te bevredigen, of dat ik soms me vergis en het verkeerde materiaal voor de verkeerde taak gebruik. Mijn methode is eigenlijk een poging tot het expliciet maken van hoe ik – en misschien anderen – best te werk kan gaan wanneer ik ervaar dat er iets mis loopt bij het bereiken van mijn doelen.
Concreet uit dat misgaan zich meestal in zogenaamde negatieve emoties als angst, verdriet, woede, frustratie, melancholie en pessimisme.
Onder die negatieve emoties zitten altijd negatieve opvattingen. Negatieve opvattingen kunnen nooit veroorzaakt worden door het onproblematisch slagen van het vervullen van verlangens. Daar gaat altijd een soort malfunctie mee gepaard. Ik spreek eigenlijk liever over negatieve ervaringen, want de ervaring blijft mijn fundament. Met andere woorden over het als onprettig ervaren van een situatie of toestand.
Die negatieve ervaringen dienen als signaal, als aanwijzing dat er ergens iets niet helemaal goed gaat. Voor mij is een onprettige ervaring synoniem met 'niet goed werken'.

Echter, de manier waarop ik tot mijn concrete methode gekomen ben is via ervaring, via het kijken naar hoe dit interne probleem-oplossende mechanisme te werk gaat. Dit heet introspectie.
Een metafoor die ik graag gebruik om dit aanschouwelijker te maken is de volgende: de mechaniekjes om mijn noden te bevredigen zijn als de motoren van een auto; het mechaniekje om problemen met de motor op te lossen is als een automechanieker.
Wat ik gedaan heb, en nog steeds doe door aan mijn ervaring te blijven toetsen, is kijken hoe die mechanieker te werk gaat, om hem vervolgens volledig bewust na te doen. Het is dus eigenlijk een bewust worden en proberen beschrijven van de manier waarop ik mezelf kan herstellen wanneer ik niet goed functioneer. Dat is mijn filosofie.
En niet alleen vertrouw ik er op dat de aanwezige methode voldoende goed is voor het herstellen van dergelijke 'malfuncties', maar eveneens is het zo dat ik niets anders heb. Als ik het hier niet mee kan doen, waar dan wel?

De assumptie die ik maak is dat de mechanieker van een Volvo ook wel in staat moet zijn om een Fiat te herstellen. Met andere woorden: dat mijn methode ook waardevol kan zijn voor anderen. Is deze assumptie terecht? Mijn antwoord zou zijn dat ik slechts kan werken met de middelen die ik heb, ook als ik andere mensen wil helpen.
Een andere, laatste, verhelderende metafoor is de spreuk dat we moeten roeien met de riemen die we hebben. We moeten het doen met wat we 'gekregen' hebben. Ik aanvaard dit ten volle en besluit de cadeautjes uit te pakken, ik besluit nu eindelijk eens te kijken naar wat het is dat ik gekregen heb en ik besluit eveneens na te gaan wat ik er nu allemaal wel en niet mee kan doen. Wat mijn mogelijkheden zijn – die moet ik op mijn verlangens betrekken.

donderdag 25 oktober 2012

Morele verantwoordelijkheid bij dieren

Ik las net een interessant essay van de filosoof Mark Rowlands:
http://www.aeonmagazine.com/being-human/mark-rowlands-animal-morality/ en wou dit aangrijpen om kort even iets te schrijven. (Het was te lang om er een facebook post van te maken.)

Rowlands stelt de retorische vraag:

But do we really want to hold animals responsible for what they do?

Hij lijkt deze vraag negatief te beantwoorden door karikaturaal te stellen dat we dan in middeleeuwse toestanden terecht komen waarin dieren voor een rechtbank veroordeelt worden. Dit klopt mijns inziens niet. Dieren zijn in zekere zin verantwoordelijk voor hun daden. Verantwoordelijkheid is een bredere term dan enkel 'juridisch aansprakelijk'. 
Laat me een voorbeeld van deze middag geven: mijn kat, Gertje, scherpte zijn klauwen aan het tafelkleed en poogde bovendien daarmee ook iets van tafel te roven. Terwijl hij dit deed, krabde bij me zacht. Ik keur dit gedrag af en straf hem ervoor door een zachte tik te geven. Hij is verantwoordelijk voor wat hij doet en draagt daar de gevolgen van, zonder dat te overdrijven en zonder er een rechtzaak of morele schande van te maken. 
Het lijkt me niet fout aan te nemen dat Gertje hierdoor begrijpt dat ik zijn gedrag afkeur. Een tik is heldere, klare taal. 

zondag 14 oktober 2012

Wetenschap en positief denken


Ik liet me ooit negatief uit over wetenschappelijkheid. Bij deze kom ik wat terug op die uitspraak. Ik realiseer me dat het vooral de intentie is om aan wetenschap te doen die me argwanend maakte.

Vriendelijke groeten,

Mieralunar

---


Er zijn twee zaken waar ik over wil schrijven. En ik ken mezelf: één van de twee zal het onderspit moeten delven. Zo ben ik nu eenmaal.
Het ene gaat over mijn pentapharmacon, dat ik zonet opgevat heb als een sleutelbos. Ik zou de sleutel van het genoeg hebben aan jezelf wat nader willen beschrijven. Het andere gaat over de wetenschappelijke methode, over waarom ik er geen grote voorstander van ben – maar zeer zeker ook geen tegenstander!

Het punt is, voor zo ver ik vanuit mijn bescheiden perspectief kan zien, dat wetenschappers idealiter enkel dingen aanvaarden wanneer ze daar bewijs voor hebben. Hetgeen zij dan ook doen, is verificatie zoeken in de waarneembare werkelijkheid en vervolgens van die waarnemingen steek proberen maken aan de hand van hun verstand, aan de hand van de rede.
Nu, dat op zich vind ik een goede zaak. Het is van enorm groot belang dat je om je heen kijkt en nadenkt over wat je ziet. Het is ook een goede zaak nieuwsgierig te zijn en meer te willen weten. Want hoe meer je weet, hoe meer mogelijkheden je ziet, hoe meer manieren je kan vinden om je wensen en verlangens optimaal te bevredigen en zelfs om jezelf te vervolmaken.
Dat is allemaal prachtig! Maar de reden waarom ik wantrouwig ben naar de nood voor alles bewijs te willen hebben, is dat deze houding het gevaar in zich houdt een krampachtige angst te verbergen – de angst geen fouten te mogen maken, de angst er voor te zorgen dat alles precies juist is, en niet anders, de angst iets cruciaal te zullen missen en daarom alles nauwlettend in de gaten te moeten houden met een controlerend arendsoog.
Misschien is het persoonlijk, want ik heb wetenschappelijk ingestelde mensen ontmoet die schijnbaar geen last hadden van dergelijke angsten, maar het is om die reden dat ik een andere epistemologie aanhang. Deze is namelijk niet dat je voor elke overtuiging een goede reden nodig hebt, maar dat je voor het in vraag stellen van een positieve opvatting goede redenen moet kunnen geven, evenals het aanvaarden van een negatieve opvatting goede redenen nodig heeft. Inzake mijn negatieve opvattingen is er dus overlap tussen de wetenschappelijke methode zoals ik die hier nu presenteer en mijn eigen filosofie.
Eigenlijk, op de keper beschouwd, is het niet de methode die me wantrouwig maakt, maar de achterliggende motivatie voor het toepassen van die methode. Indien deze angst is of bestaat uit ongegronde negatieve opvattingen en intenties keur ik het ten stelligste af, maar indien het een ontspannen, maar daarom niet minder gedreven nieuwsgierigheid is die fungeert als drijvende kracht achter het onderzoek, kan ik niet anders dan dit ten volle toejuichen – ongeacht het feit dat ik zelden een dergelijke nieuwsgierigheid ervaar.

zaterdag 13 oktober 2012

Dialoog emoties


Nog eentje uit de oude doos. Ik vond net een dialoog terug van augustus 2008 over matiging van de passies en het aandeel van de rede in de juiste manier van leven.

Wat me opvalt is dat ik toen al bezig was met levensfilosofie en dat enkele thema's van het pentapharmacon er zelfs reeds in terug te vinden zijn.
In feite, wat ik toen schreef staat verbazingwekkend dicht bij hoe ik er nu over denk: we moeten onze passies en verlangens volgen en erkennen, maar in dit proces maken we dubbel gebruik van onze rede. Enerzijds gaan we na of onze passies en verlangens wel juist en handelbaar zijn; anderzijds gebruiken we onze rede net om die passies en verlangens te helpen beter hun doel te bereiken. Bijsturen en steunen – een samenwerking dus, een balans van de twee.

Ik was nog jong toen ik het schreef, maar ik meen dat het zeker het lezen waard is! Wat je conclusies er over ook moge zijn, ik hoop dat het je wat kan helpen verder te denken, of dat het je leesplezier verschaft.

Hartelijke groeten,

Mieralunar

---


Een dialoog tussen meester Karipides en zijn koppigste leerling, Hekalès. Ze bediscussiëren de aard van emotie, en of het nodig is deze te controleren of niet. Hekalès meent van wel, tot in het extreme zelfs, Karipides is een gematigder mening toebedeeld.


“Maar meester, zegt u nu dat wij geen controle over onszelf moeten hebben?”

“Neen, jonge vriend. Wij moeten in balans zijn, in evenwicht met zowel de microkosmos die onze geesteswereld vormt, als de holistische macrokosmos die het hele universum vormt. In balans zijn wil niet zeggen onszelf controleren, maar net laten zijn.”

“Onze emoties zijn willekeurig, meester. Om in balans te blijven is het toch net nodig hen aan banden te leggen als een meute wilde waakhonden?”
De meester schudde het hoofd, maar Hekalès ging door: “Zoals u me geleerd heeft, meester, zijn emoties een krachtig ding in een mensenleven, en zelfs in een dierenleven. Ze zijn zoals die meute waakhonden: krachtig, gevaarlijk, maar zeker niet nutteloos. En net zoals waakhonden, is het best emoties kort en strikt te houden, hen slechts op te laten treden daar waar de baas – en in het geval van de emoties: de rede – het wil of nuttig ziet, en nergens anders! U zou uw hond toch ook niet laten begaan als hij van uw bord at? Of als hij uw vrienden bedreigde?”

“Hekalès, mijn jongen, emoties zijn misschien als waakhonden, maar dan wel goed getrainde waakhonden. Emoties dienen voor iets, ze hebben functies, nuttig voor ons eigen welbehagen, overleving en bestaan. Net als waakhonden kunnen emoties ook wel eens een foutje begaan, er eens naast zitten, een foutieve beslissing maken, maar globaal genomen zitten zij er niet naast, en daarom zijn zij er ook. Het is echter wanneer je de hond, uit angst voor het feit dat hij een fout zou maken, kort houdt, en tracht compleet te beheersen, dat er pas écht fouten kunnen ontstaan.
Ten eerste voelt een hond aan wanneer je onzeker bent, en daardoor zal hij zich zelf onrustiger gaan voelen waardoor hij bijvoorbeeld opvliegender wordt, en ten tweede, het echte punt: wanneer je de hond, die hier gelijk staat met emotie, gaat dwingen, zal je automatisch geen oog hebben voor diens échte functie, je zal zijn nut gaan verwringen en hem gebruiken, of dingen laten doen die helemaal niet voor hem bedoeld zijn. Het zal zijn als het door zagen van een plank met een hamer.”

Hekalès zuchtte, schopte een steentje met de punt van zijn schoen en bleef even staan om rond te kijken. Als gebiologeerd zag de jonge man het kiezeltje weg ketsen en een irrigatiekanaal in plonzen. Dát was het!
“Nu goed, meester, wat dacht u van een nieuwe beeldspraak? Emotie is als het water, het gaat gewoon zijn gang, ongeacht het nu doet wat écht goed is of niet – het houdt daar geen rekening mee. Water stroomt net zo: het trekt zich niets aan van wat het al dan niet aanricht. Ik heb de rivier niet horen klagen toen ze vorig jaar uit haar voegen trad en een heel dorp weg spoelde; ik heb de rivier nooit horen jubelen wanneer ze onze valei van vruchtbaarheid en leven voorzag.
Welnu: de rivier doet, maar wij, mensen, wij zien. Wij kunnen overdenken wat zij doet, wij kunnen beredeneren wat zij voor ons zou kunnen betekenen, en, sterker nog, wij kunnen zelfs er voor zorgen dat zij geen kwaad meer sticht door bijvoorbeeld dammen en dijken te bouwen. Meester, onze emotie stroomt en gaat gewoon, maar wij moeten haar in banen leiden, kanaliseren, intomen… zoals u ziet, wij moeten totale controle hebben.”

Meester Karipides glimlachte om de gedrevenheid van zijn leerling. “Emoties zijn al ergens nuttig voor, ongeacht wij hen teugelen of niet. Maar ik zal dat even achterwege laten en jou in jouw beeldspraak volgen, jonge Hekalès. Zelfs als wij die rivier verleggen, in sluizen laten uitkomen of onze akkers op jagen, dan nog hebben wij geen echte controle over de rivier, en al zeker niet over het water zelf. Hoezeer wij ook proberen, wij moeten niet trachten controle over onze emoties te krijgen, net omdat wij hen toch onmogelijk helemaal in de tang kunnen houden, maar… ”

Hekalès onderbrak hem: “Meester, u spreekt uzelf nu tegen! Het controleren van de rivier is net wél iets goeds, en, de vergelijking volgende, daarom zou het controleren van emotie ook iets goeds moeten zijn.”

Meester Karipides schudde afkeurend het hoofd. “Je laat me niet uitspreken, jongen,” maar hij zei het vriendelijk, als kon hij begrip op brengen voor de jeugdige vurigheid die zijn vastberaden leerling ten toon spreidde. “Wij kunnen de rivier – en onze emoties – niet volledig forceren, controleren en in onze macht houden: zij lopen gewoon, dat is waar – ofschoon emoties wel degelijk een functie hebben, in tegenstelling tot de rivier, die we een functie géven.
Zoals ik al eerder zei, jongeling: moeten we in evenwicht, in balans zijn. Dat houdt niet in dat we ons volledig los moeten laten, de honden, het water zomaar vrij alles laten doen wat ze willen en zúllen doen. Ik heb het gevoel dat jij er van uit ging dat ik dit soort gedachtengang aan hing.”

Hekalès werd rood als het hart van een kolenvuur.

“Juist ja," ging meester Karipides verder. "Emoties, honden, water – zij allen werken via wetten en regels, zowel extern als bepaald door hun natuur. Wanneer wij de rivier kanaliseren dan controleren wij haar niet, nee, wij weten wat haar wetmatigheden zijn, en houden daar rekening mee, en aan de hand daarvan dirigeren wij het water. Er ontstaat een samenwerking.
Wanneer jij werkelijk controle, werkelijk macht over het water had, dan moest jij geen kanaal aanleggen. Werkelijke controle over dat water zou zijn wanneer jij het naar boven liet stromen – of het in hout veranderde, om het ietwat ironisch te stellen. Ongeacht hoe jij je kanaal graaft, water zal altijd blijven gaan zoals het gaat: naar beneden. Water is en blijft water.
Net zo mag je de wetmatigheden van emoties niet proberen ombuigen. Respecteer ze voor wat ze zijn, zie ze staan als deel van jezelf. Je verbreekt het evenwicht, de balans, wanneer je de emotie niet laat stromen, en zelfs terug de berg op probeert te sturen. Emotie ís, laat het zijn, maar laat het niet, ik herhaal niet jouw meester worden, noch maak het tot jouw slaaf. Wanneer je emotie tegenwerkt, verstoor je het evenwicht, en je interne rust.
Maar soms, zoals ik al eerder toegaf, kan ook het laten zijn van emotie een probleem vormen: dan komt het kanaliseren, het gebruik maken van de rede om de hoek kijken. Want net zoals emotie, is ook rede iets dat er moet zijn, en niet tegengewerkt mag worden – beiden zijn er met een reden, beiden zijn waakhonden, maar dan wel met een verschillende inborst. Maar we gaan een andere keer op de door jou als zo belangrijk ervaren rede verder.”

zondag 7 oktober 2012

Doodjammer

“De meest huiveringwekkende van alle kwalen, is dan ook niet iets dat ons aangaat, want wanneer wij er zijn, is de dood er niet, en wanneer de dood er is, zijn wij er niet meer. De dood, kortom, is iets dat noch de levenden noch de gestorvenen aangaat.” (Epicuros & Algra 2007, p. 45)

Wijze woorden van de grote filosoof Epicuros, oprichter van het naar hem genoemde epicurisme. Echter, me dunkt dat de wijze man, helaas, iets over het hoofd gezien heeft. Zijn redenering gaat op voor zorgen over mijn eigen dood, voor zo ver die mij aangaat. Want inderdaad, wanneer ik dood ben, ben ik er niet meer om het te merken, en wanneer ik leef merk ik niets van mijn eigen dood.

Toch is het onwaar dat de dood “de levenden noch de gestorvenen aangaat”. Want terwijl ik leef is de dood er wel degelijk! En dat in de vorm van de dood van anderen. Het is onze relatie tot anderen die Epicuros' poging teniet doet, Epicuros' poging ons van de angst voor en pijn veroorzaakt door de dood te bevrijden en ons ertoe te brengen noch bevreesd, noch vol rouw naar dit natuurfenomeen te kijken.

Ik ontkom tijdens mijn leven niet aan de dood, want vrienden, familieleden en geliefden zullen tijdens mijn leven sterven. Anderen gaan dood, en de enige manier om aan de last en pijn hiervan te ontkomen, is me niets van anderen aantrekken, geen vriendschapsbanden aan te gaan, niet te geven om het wel en wee van andere levende wezens – als een soort geïsoleerde bunker boven op de top van een berg alleen gaan leven. Zo lang ik geef om anderen, kan de dood dankzij mijn liefde ingang vinden in mijn leven, en me zo-doende treffen.
En langs dezelfde weg kan mijn eigen dood ook een invloed op me hebben. Ik weet dat ik zal sterven, en hoewel dat mij vanuit epicuristisch standpunt niets doet, kan ik het opnieuw niet laten te denken aan de mensen (en dieren) die om mij geven. Hun liefde voor mij, maakt hen kwetsbaar voor de klap veroorzaakt door mijn dood. Ik zal hen op die manier kwetsen.

De enige manier om te ontsnappen aan de last van de dood is ervoor zorgen dat je geen banden aangaat en niemand aan je hecht. Alleen, ik denk dat geen enkele epicurist voor zo'n leven zou kiezen. Ikzelf ben in ieder geval van mening dat zo'n leven letterlijk geen zinvol leven zou zijn. Hoewel we anderen niet blindelings nadoen, zijn anderen wel de voorwaarde voor onze zingeving en de bepaling van wie we zijn.
De epicurist waarvan sprake is bovendien van mening dat we een totaal-balans moeten maken van pijn en genoegen. En het plezier van wederzijdse liefde en vriendschap, van het samenwerken en het beleven van geweldige tijden weegt ruimschoots op tegen de niet te ontkennen ellende van het verliezen van een kameraad of geliefde. Echter, het epicuristische ideaal is dat van een leven volledig bevrijd van pijn, verstaan onder het concept ataraxia, totale mentale gemoedsrust, onverstoord door zorgen en pijn. Dat ideaal is een mooi doel, maar onhaalbaar. En daar zorgt de realiteit van de dood voor.

Misschien heb ik het epicurisme niet voldoende goed begrepen. Misschien hebben zij wel een antwoord op dit probleem. Ik ben in ieder geval geen epicurist, ongeacht mijn diepe respect voor Epicuros.
Nee, ik vind het gewoon erg jammer dat mijn kat binnenkort dood gaat…

vrijdag 28 september 2012

Wandelstok

Wanneer ik ga wandelen neem ik mijn wandelstok steeds met me mee. Je moet weten: ik woon in hartje Gent, met andere woorden in de stad. Een behoorlijk excentrieke gewoonte van me dus.

Maar waarom doe ik dit? Wil ik anders zijn? Voel ik me dan veiliger? Is het een deel van mijn routine geworden? Het antwoord op deze vragen luidt driemaal: 'ja', maar toch is geen van hen de echte reden.
Nee, de echte reden hiervoor is eigenlijk filosofisch van aard en gericht naar de mensen om me heen. Als het ware, mijn wandelstok kan op diverse manieren gezien worden als een uitdaging en zelfs een filosofische oefening – dat laatste wil zeggen: een oefening in een bepaalde manier van leven en zich tot andere mensen te verhouden. Ik leg beide punten uit.
Het is een uitdaging omdat het een raadsel is. Mensen in dicht bebouwde steden gaan normaliter niet gewoon even wandelen met een stok die men eerder bij Gandalf verwacht. Het zoeken naar de reden hiervoor is net de uitdaging. Tot nu toe zijn de eerlijkste mensen hieromtrent die ik ontmoet heb kinderen. Enkele dagen geleden hoorde ik een klein meisje verwonderd vragen: 'mama, waarom heeft hij een stok?' Exact!
Het zet mensen aan het denken, het schrikt mensen heel even wakker uit hun normale manier van doen. Wie het ziet snapt het niet, en probeert er steek van te maken. En terwijl zij dit doen, gaan zij eigenlijk in een kritische, reflectieve fase – zij beginnen zelf te denken. Hierin begint dan ook de filosofische oefening.

Maar zij gaat verder. Er zit ook een meer ethische component aan. Het feit is dat mijn gedrag raar is, ongebruikelijk en letterlijk niet normaal: het wijkt vrij sterk af van de standaard norm gehandhaafd in onze samenleving. Veel mensen zijn geneigd wie zich anders gedraagt of er anders uit ziet op zijn minst met een scheef oog te bekijken. Vaak argwanend, afkerig, een beetje bang of in het ergste geval zelfs kwaad en onverdraagzaam.
Hoewel ik in de allergrootste oprechtheid kan toegeven dat ik mijn wandelstok nooit, maar dan ook nooit als een wapen beschouw – de gedachte die als dusdanig te gebruiken komt zelfs niet in me op – blijft het wel zo dat een stok gemakkelijker bedreigend overkomt en dus eerder een negatieve respons teweegbrengt. Al hoeft het niet. Ik heb al de meest vermakelijke reacties te horen gekregen van goedgemutste wandelaars die duidelijk nog nooit zo iets als mij gezien hadden.

Welnu, aangezien mijn filosofie een manier van positief denken over anderen inhoudt, beschouw ik mijn wandelstok als een uitnodiging daartoe. Het is iets dat anders is, verwondering oproept en soms zelfs negatieve impulsen. Mijn uitnodiging is positief te proberen denken over mij.
Ik bied een rare situatie aan en de oefening daarbij is om er iets positiefs van te maken. Het is niet omdat iets er eerst onbekend en een beetje afschrikwekkend uitziet, dat het dat daarom ook is. We moeten eerst nagaan of onze negatieve gedachten wel gegrond zijn. En ik kan u verzekeren, in mijn geval zijn ze ongegrond. Want hoewel ik een ochtendhumeur kan hebben, meen ik het steeds goed.

Ook mijn medewandelaars wens ik goed. En terecht! Die verlegen, ietwat stijve hoofdknikjes, die haastige of net warme glimlachen en de hartelijke groeten kunnen mijn dag goed maken. Ik wens hen hetzelfde toe. Wij kunnen elkaars dag maken.

Maar goed, genoeg gepraat.

Mieralunar

donderdag 16 augustus 2012

Verliefdheid, erotische liefde, epicurisme


Epicuros, of ten minste Lucretius, is wat zijn levensfilosofie betreft gekant tegen de hevige emoties die voortkomen uit erotische liefde, en hij heeft daarin gelijk. Alleen was ik op het eerste gezicht vrij gechoqueerd. Is er in het epicurisme nog wel plaats voor de zachte, tedere gevoelens van affectie die je voor je geliefde kan ervaren? Want de epicureïsche wijze man 'does not fall in love'.

Zowel vanuit Lucretius als vanuit mijn eigen filosofie is hier geen probleem. Het punt is niet verliefd te worden. Verliefdheid gaat gepaard met hevige emoties, emoties van ophemeling, onzekerheid, dwangmatig verlangen en een bijna onhoudbare nood om bij de geliefde te zijn, vaak maar niet steeds met oog op seksuele gemeenschap.
Zoals mijn grote liefde me ooit uitlegde is verliefdheid niet hetzelfde als liefde. Het voelen van liefde gaat net gepaard met kalme emoties – de hand van Aphrodite is zacht en leidend, niet hard en dwingend. Het is enkel tegen die hevige, zelfs kwellende emoties dat Epicuros te keer gaat.
En zo-ook vanuit mijn filosofie. Verliefdheid is een bitterzoete vloek omdat zij bijna altijd onverantwoorde elementen van negatief denken in zich vervat – tenzij goden echt bestonden en we verliefd werden op een god of godin.

Aan de ene kant zijn wij geneigd het object van onze verliefdheid enorm op te waarderen, er een bijna kosmisch belang aan te hechten. Maar ook indien dit niet gebeurt, gaat die emotie gepaard met een prangende, onverzoenlijke nood – de nood bij hem of haar te zijn, het gevoel dat we iets fundamenteels missen, dat we zonder haar niet compleet zijn, dat we indien we niet bij hem zijn iets enorm belangrijks gemist hebben, iets dat we niet hadden mogen missen.
Ik geef grif toe dat ik de emoties nu een beetje opblaas, wat meer in de verf zet. Maar wat vermoedelijk wel klopt, is dat de meeste mensen zich er in meerdere of mindere mate wel in kunnen herkennen. Nog los van het hemelse, zweverige en ronduit zalige gevoel van zoete verliefdheid, is het altijd wel zo dat we onze geliefde hoger gaan inschatten dan die werkelijk is, ofwel dat we het gemis van die geliefde als erger gaan beoordelen dan het werkelijk is.

Nu, ik heb niets tegen positieve gedachten. Het is mijns inziens zelfs altijd beter een beetje positiever te denken dan toegelaten, dan negatiever – zie daarvoor mijn blogbericht: Ignorance is Bliss* – maar ik meen uit ervaring te kunnen spreken dat ophemelende gedachten het gevaar in zich houden negatief denken aan te wakkeren.
Zo heb ik nog niet erg lang geleden even de proef op de som genomen en geprobeerd in tekstvorm mezelf maximaal op te hemelen, ongehinderd door bewijs van het tegendeel. Algauw bleek dat negatieve gedachten als een spontaan addergif uit schrijverspen vloeiden – ik begon heel even te denken dat ik beter was dan de rest, dat de wereld me dankbaar moest zijn en in volle devotie op de knieën vallen.
Nu, voor de duidelijkheid: dit was niet meer dan een experiment, maar het was genoeg om te wijzen op het gevaar, aangezien ik negatieve gedachten had over mijn medemens, negatieve gedachten over hun capaciteiten en intenties zonder zinnige verantwoording.

Waarom deze uitweiding? Ik meen dat er een soortgelijk gevaar bestaat in de verliefdheid. Wij riskeren zowel over andere mensen dan onze geliefde als, jawel, over onszelf op een ongegrond negatieve manier te beginnen denken. Want ja, als de geliefde zo geweldig goddelijk groots en belangrijk is, dan moeten arme wij toch wel miezerig klein en onbetekenend zijn? Dan moet het toch wel zo zijn dat wij waarschijnlijk haar verheven liefde niet waardig zijn en we onszelf enorm gelukkig mogen prijzen haar te hebben?
Zie je welke richting ik uit ga? Negatieve gedachten over onze eigen waarde, en over ons eigen kunnen, want wat dat laatste betreft leggen ze de beantwoording van die liefde volledig buiten onze eigen macht. In realiteit is het zo dat hoe we ons gedragen wel degelijk een verschil maakt in hoe een potentiële geliefde zich tot ons zal verhouden, of is het wel degelijk zo dat ons gedrag er toe kan bijdragen dat onze geliefde bij ons blijft of niet.
Wederom, ik blaas de emotie op. Wat ik wil zeggen is dat hoe hoger we onze geliefde inschatten, hoe groter de kans dat we onszelf als negatief gaan inschatten en hoe hoger de kans dat we het verkrijgen van liefde (of seks) buiten onze eigen macht gaan leggen – we worden afhankelijk.

Een ander gevaar van de ophemeling in de verliefdheid bestaat uit het negatief kijken naar anderen, vooral andere potentiële partners. Want ten slotte: niemand kan toch zo geweldig zijn als hij, niemand kan aan zijn gratie voldoen, niemand lacht zo lief en spreekt zo aardig, niemand kan zo geweldig beminnen als hij.
Goed, strikt genomen zijn geen twee mensen hetzelfde. Daar ben ik het mee eens. Maar ik ben het niet eens met de achterliggende gedachte nooit iemand te vinden die gelijkwaardig of zelfs nog beter is. Liefde is geen wederzijdse erotisch geladen ophemeling, maar een krachtige, wederzijdse erotisch geladen vriendschap. Dat meen ik in ieder geval.

De andere, hierbij horende reeks negatieve gedachten en verlangens die ik in lijn met het epicurisme kan onderscheiden in de verliefdheid, is het maar al te bekende gevoel 'niet zonder hem of haar te kunnen'. Komaan zeg, we zijn toch allemaal volwassenen onder elkaar?
Te sterke verlangens naar het samen zijn met een geliefde ander – ook seksueel trouwens – zijn een overschatting en wat erger is een overmatige aantasting van je persoonlijke vrijheid, van je autarkie, om met Aristoteles en menig Hellenistisch filosoof te spreken.
Waarom verlies je teveel vrijheid? Omdat je afhankelijk wordt van het object van je liefde of lust. 't Is als een ambrosia, een verslavende nectar van de goden: je wil meer en zou er alles voor doen, zonder uitzondering, geen genade.
Alleen, zo hard heb je het feitelijk gezien nu ook weer niet nodig, het is niet van levensbelang om de genegenheid van je partner te krijgen, noch is het van levensbelang elkaar in bed te ontmoeten in een wilde, stomende vrijpartij – niet om te zeggen dat dat laatste met momenten niet leuk is, integendeel, maar het doet er niet echt toe.
Wanneer je in je verliefdheid je geliefde te hoog waardeert, bestaat de voornaamste negatieve gedachte uit de negatieve waardering van andere verlangens en interesses die je kan hebben – ten slotte, de meeste van je tijd spendeer je, mag ik hopen, niet aan het dagdromen over je geliefde. Op het moment van verliefdheid wordt alles en iedereen, behalve de geliefde, saaier, bleker, onbelangrijker – en dit is net een negatieve gedachte, of meer bepaald: een negatief waardeoordeel.

Maar er is nog een scherp kantje aan de verliefdheid, eentje waar velen onder jullie naar ik meen kennis mee gemaakt hebben: het liefdesverdriet, het gevoel alles verloren te hebben dat er toe doet. Wederom, een overduidelijk amalgaam van negatieve gedachten en negatieve waardeoordelen. Deze krachtige negatieve emoties van verlies zijn ten dele het gevolg van de ophemeling, de overwaardering die we geven aan onze geliefde.
Echter, ik meen dat een breuk met een geliefde – maar evengoed een goede vriend – noodzakelijk een hoop pijn en ellende met zich mee brengt, zelfs al schatten we de relatie en de waarde van die persoon realistischer in. Want van elkaar houden, op een niet-ophemelende manier, blijft het hebben van een positieve band. Indien dit wegvalt, is het als plotsklaps een been breken: dat doet zeer, soms zelf zo erg dat het een litteken veroorzaakt.
Zo is het leven en daar is denk ik niets aan te doen, want het alternatief zou zijn om geen relaties aan te gaan. En mijns inziens wegen goede relaties op tegen het mogelijke gevaar van het verlies, want het is net in onze liefdevolle verhouding tot anderen dat we onszelf echt kunnen ontplooien tot wie we zijn, het is pas in die verhouding dat we werkelijk zin kunnen geven aan ons leven, aan wat er toe doet, en veel belangrijker nog: dat we plezier en zelfs geluk kunnen bereiken.

Ik weet niet of ik nu met het epicurisme tegen verliefdheid moet zijn of niet. Dat is voor mij persoonlijk niet duidelijk. Maar wat in ieder geval duidelijk is, is dat we voorzichtig moeten zijn met de hevige emoties en de onverantwoorde gedachten die het met zich mee brengt.
Wel vermoed ik dat de zachte, tedere emoties van de liefde toegelaten zijn en zelfs aangemoedigd worden door het epicurisme. Ik moedig ze in ieder geval zelf aan in mijn filosofie. 


* http://chelonta.blogspot.be/2011/12/ignorance-is-bliss.html – een inleidende blog over mijn filosofie. Zeker de moeite van het lezen waard!

dinsdag 31 juli 2012

Helleense filosofie op mensenmaat

Stoa: doe je best en maak je verder geen zorgen.
Cynici: doe wat je zelf wil.
Skeptici: het maakt niet echt uit welke keuze je maakt. Relax.
Epicurisme: zelfs als het allemaal mis gaat is het nog niet erg, want de dood is niets om bang voor te zijn.

(Ik dacht voor het epicurisme ook aan: probeer zo veel mogelijk plezier te maken en zo weinig mogelijk te lijden.)

Het leek me leuk en handig eens enkele wijsheden op mensenmaat af te leiden uit de soms vrij abstracte theorieën over geluk. Na het indienen van mijn thesis plan ik, geïnspireerd door Nussbaums A Therapy of Desire, een kortverhaaltje te schrijven. Daarin volgen we een personage terwijl het door het antieke Athene wandelt en een bezoekje neemt aan elke school.

Vriendelijke groet, :)

Mieralunar

zaterdag 14 juli 2012

Vertrouwen

Een kernaspect van mijn filosofie, off record, is vertrouwen. Vertrouwen in de wereld, in anderen, maar vooral in jezelf.
Mijn eerste aanzet was dan ook een vertrouwen in mijn eigen vermogens, het besef ik ben genoeg, genoeg voor wat ik moet en wil doen, en voor de problemen die ik tegenkom.

Overigens, als je er een argument aan toe wil voegen: je kan niet van jezelf af. Je zit nu eenmaal vast aan wat en wie je bent. Dus kan je maar beter het beste maken van wat je 'gegeven' is.
Je moet roeien met de riemen die je hebt, dus laten we maar gauw roeiriemen beginnen verzamelen, is een woordgrapje dat ik regelmatig maak. Maar het is wel eentje dat heel goed de algemene attitude van mijn filosofie weergeeft: aanvaarden van wat is, maar open staan voor verbetering; ondanks of net dankzij de beperkingen mogelijkheden zien.

Maar goed, om terug bij de hoofdzaak te komen: ik besef dat ik, als levend organisme, interne mechanismen heb die voldoende goed zijn voor whatever mijn zorg ook moge zijn. Ik ben - althans voor mezelf - te vertrouwen!
Of iemand anders voor zichzelf ook te vertrouwen is, dat moet die zelf maar uitvinden. Maar ik ben toch van mening dat de meeste mensen eigenlijk wel op hun vermogens kunnen vertrouwen.

Vriendelijke groeten en plezier op de Gentse feesten. :)

Mieralunar

Ps: en nu opnieuw in de boeken duiken. Epicurisme hiphoi!

zaterdag 30 juni 2012

Deugdethiek?

Overpeinzingen tijdens een wandeling op een broeierige dag als vandaag brachten me bij de vraag of mijn filosofie nu een deugdethiek is, en zo-ja, welke dan mijn deugden zijn.

Dit lukte in beperkte mate. Het pentapharmacon staat inderdaad voor deugden, vijf niet van elkaar los te denken deugden. Maar er zijn geen woorden of beschrijvingen die de volledige reikwijdte van deze deugden kunnen bevatten.
De werkelijke zin toont zich slechts wanneer ze beleefd worden, wanneer iemand een handeling stelt die in overeenstemming met deze deugden is - simpelweg: de deugd is slechts werkelijk zichtbaar in de manier van leven van de deugdelijke mens.
Maar genoeg getheoretiseer. Op wat ben ik nu uitgekomen?

Besluitvaardigheid
Socialiteit/assertiviteit
Optimisme/vriendelijkheid
Moed
Onafhankelijkheid

Zoals gezegd zijn deze benamingen niet helemaal toereikend om te beschrijven wat ik bedoel, maar misschien dat er een lezer is die een beter begrip krijgt van wat ik met het pentapharmacon bedoel, doordat ik het op deze manier verwoord. Misschien…

Hoe dan ook, mensen - nee: vrienden - geniet nog van de zomer. :)

Met vriendelijke groetjes,

Mieralunar

donderdag 28 juni 2012

De scheet van Diogenes

Toen de befaamde cynische filosoof Diogenes van Sinope eens een college van Plato bijwoonde over diens vormenleer, reageerde de cynicus op de vraag wat hij ervan vond door een harde scheet te laten.
Naast het feit dat dit ronduit provocerend, choquerend en, al zeg ik het zelf, best grappig was, hield deze reactie ook een diepere kritiek in, een kritiek die nog steeds geldig is voor mensen die filosofie opvatten als een zoektocht naar de juiste manier van leven.

In de latere oudheid was het zo dat er van een filosoof verwacht werd dat zijn leer en leven samenvielen. Dat moge niet verbazen, want als je meent dat jouw theorie de juiste manier van leven belichaamt, dan is het te verwachten dat je ook volgens die theorie leeft. Filosofen die iets anders doen dan ze zeggen komen niet erg geloofwaardig over.
Veel filosofen verkondigen theorieën waarvan een normaler mens, en zelfs enkele andere filosofen, zich gaat afvragen wat dat in vredesnaam nog te maken heeft met het leven. Ook stellen veel filosofieën ongrijpbare idealen voor, streefdoelen die niet te bereiken zijn.

De cynici hadden een filosofie van vrijpostigheid en namen zich dus geen blad voor de mond – of in dit geval: kont.
Zij ervoeren conventies en wetten, beleefdheidsregels en etiquette als beperkend en vonden dat mensen gewoon moesten doen waar zij zelf zin in hadden – een moraliteit die van de natuurlijke goedheid van de mens uit gaat en gelooft dat de cultuur corrumperend werkt.
Dit was hun filosofie. Daarom ook dat Diogenes' scheet als een vraag en een kritiek gezien kan worden op de vrij abstracte en idealistische filosofie van Plato. Diogenes lijkt te zeggen: 'kan dit wel, Plato? Kan deze theorie wel geleefd worden? Is het mogelijk die woorden in overeenstemming met daden te brengen? Kijk, dit is mijn filosofie, mijn manier van leven. Ik kan haar ook daadwerkelijk leven – kan jij dat ook?'
De scheet die de befaamde cynicus laat is net een expressie van zijn filosofie van vrijpostigheid. Door dat te doen demonstreert hij net een leer die overeenstemt met daden, en legt zo de bal in het kamp van Plato.
Verder interpreteer ik het gegeven dat Diogenes net een scheet laat, iets wat provocerend is, als een soort kritiek ook. Het is niet alleen een vraag aan Plato, het is ook een verwijt: 'wat jij daar zegt, dat kan toch helemaal niet,' lijkt de tonbewoner te zeggen.

De les en vraag van Diogenes aan elke filosofie is volgens mij deze: 'is dit doenbaar, is dit leefbaar?'

dinsdag 12 juni 2012

Macht versus effectieve macht


Het is weer eens zo'n dag waarop studeren me niet lukt - ditmaal doet de stress me de das om. Over mijn studievermogens en -zorgen ga ik nu niet uitweiden, maar deze blog toelichten - ja, dat kan ik nog wel voor jullie doen. :)

Hoewel ik het niet graag toegeef, ben ik behoorlijk beïnvloed door Nietzsche en Foucault. Het spreekt dus voor zich dat ik het vroeger of later eens over macht moest hebben.
In deze blog brainstorm ik een beetje over dat concept, en probeer het in te passen in het achterliggend kader van mijn persoonlijke filosofie.
Waarschijnlijk zitten er tal van onvolkomenheden, spellingsfouten en inconsequenties in, maar dat is niet erg. Het is slechts het proces van wat vrije reflectie.
Opmerkingen zijn welkom. Chips ook.

Groeten,

Mieralunar 

---

Een erfenis van Nietzsche waarschijnlijk, maar macht is een interessant concept. Macht begrepen als de totale inpact die een persoon (of groep) teweeg kan brengen. Hoe machtiger men is, hoe meer verandering men teweeg kan brengen. 
Een cruciale macht, is sociale macht. Dit is waarschijnlijk ook de reden dat mensen van alle tijden zo enorm geven om roem – tegenwoordig heet dit populair zijn. Zij die eeuwige roem zoeken, zoeken eigenlijk eeuwige macht.
Maar wat is sociale macht dan? Sociale macht bestaat uit de impact die iemand (of een groep) bij andere mensen teweeg kan brengen. Iemand die anderen kan bewegen, kan roeren en motiveren – dat is een sociaal machtige persoon.

Laat me dit concept nu proberen invoegen in mijn eigen filosofie: je macht is het verschil dat je kan maken. Het verschil bij jezelf, het verschil bij anderen en het verschil in de wereld. 
Dat eerste lijkt gelinkt te zijn aan het feit dat we onszelf kunnen bepalen, dat we keuzes kunnen maken, en onszelf kunnen veranderen, ja, zelfs bijleren. 
Het tweede is gelinkt aan wat we de ander kunnen laten doen, of net nalaten te doen; ook is het gelinkt aan wat we met iemands gemoed kunnen doen: we kunnen het opbeuren of net neerslachtig maken, we kunnen iemand motiveren, of net demotiveren… de mogelijkheden zijn enorm hier; en ook is het gelinkt aan de opvattingen die iemand heeft: we kunnen twijfel en zekerheid veroorzaken, we kunnen kennis laten herzien, verfijnen, toevoegen of net weghalen. 
Het derde heeft te maken met techniek, vaardigheden en fysieke impact: we kunnen zaken in de wereld bewegen, breken, tegenhouden; we kunnen kunstwerken scheppen en grondstoffen omvormen tot werktuigen.
Zo gesteld, komt iemands macht overeen met zijn capaciteiten.

Maar er is nog een cruciaal aspect aan mijn filosofie: de wil! Doelen, intenties, verlangens, behoeften. Wat maakt je macht uit, als die niet toereikend is voor het vervullen van je doelen, voor het bevredigen van je verlangens, voor het sussen van je wil?
Wat er toe doet is effectieve macht! Macht die we kunnen gebruiken, die ons helpt. Simpelweg verandering in de wereld brengen, zonder een bedoeling, is niet echt een interessante piste, vind ik.
Het is die effectieve macht waar ik me op zou willen focussen. Wat kan ik, wat zijn mijn vaardigheden en hoe kan ik mezelf daarmee helpen? En ook: wat kan de ander, en hoe kan dat in mijn voordeel of net nadeel uitdraaien?
Evident zijn de intenties van de ander hierbij ook van belang: hij kan me helpen, maar wil hij het ook? Of wil hij me net tegenwerken? Waarom zou hij dat doen? Enzovoorts.


Ik zou dit gekrabbel nog willen afsluiten met de opmerking dat het gebruiken van mijn sociale macht voor het vervullen van mijn doelen niet uitdraait op zuiver instrumentalisme. Met andere woorden: de anderen zuiver als middel zien, en niet als doel. Het welzijn, de wil en de verlangens van anderen zijn ook mijn doel, maar zeker niet mijn enige.
Ik geef om anderen en wil mijn effectieve macht ook gebruiken om goed te doen, om hen te helpen.

woensdag 6 juni 2012

Pentapharmacon

Vandaag breng ik mijn eigen filosofie in herinnering. Door actief na te denken over haar principes, haar peilers en de (levens)ervaring die er achter schuilt, stuur ik mijn manier van leven bij.


Er zijn twee redenen waarom ik dit wil delen.
Ik wil duidelijk maken dat er geen vaste volgorde is waarin het pentapharmacon gevolgd hoort te worden. Afhankelijk van het soort problemen, het soort zorgen of het soort hindernissen die je op je baan vindt, zal je focus neigen naar één of meerdere van de vijf peilers.
De andere reden is dat ik meen dat het goed voor me is zaken te delen met mensen - toch als het goedbedoeld is. :)

Vriendelijke groeten. 

Mieralunar

---

Het pentapharmacon is het hart van mijn filosofie. Zij is zowel de structuur, het instapje, een herinnering als de samenvatting van een bepaalde manier van leven – mijn manier van leven.

Stel doelen en bepaal dus wat je wil, wat je van plan bent.
Ga na waarom je bepaalde zaken niet doet of uitstelt.
Heb daarbij vooral aandacht voor het sociale, voor anderen.
Zorg er wel voor dat je genoeg hebt aan jezelf, dat je je niet afhankelijk en afwachtend opstelt.
En ten slotte vrees niet te falen: besef dat het niet erg is een doel niet van de eerste keer te bereiken, meer nog, dat het niet erg is mocht een doel uiteindelijk toch falen. So what? Besef eveneens dat het totaal niet erg is fouten te maken of te falen in het bijzijn van andere mensen. Je kan maar proberen er het beste van te maken…
Vermensen is gisselijk, zou je niet zeggen? :) 

zondag 27 mei 2012

Ken je ziel

Ach, mijn beste. Wat is het nut ook? Studeren lukt vandaag echt niet!
Hoe het ook weze, de antieken hadden gelijk; het is echt mooi, inzichtelijk en zelfs verlossend om de eigen ziel te kennen. 
De ziel is wat je echt wil, wat je reële passies, verlangens en intenties zijn. Dit is steeds een structuur – het gaat over een natuurlijkheid, een soort vanzelfsprekende voorkeur om een bepaald patroon in je handelen te bereiken en te blijven handhaven. 
Zoals Hadot het noemt: een manier van leven; of Wittgenstein: een levensvorm.

Ontdekken wat dit is en er positief invulling aan geven, is wat het leven betekenisvol maakt. Meer nog: dat is wat het leven aangenaam maakt en wat, indien we hierin slagen, het hoogste mogelijke geluk verwezenlijkt. 
Gelukkig zijn is onbelemmerd doen wat je wil doen – wat je écht wil doen.
Ik heb het dan niet over het bevredigen van noden en behoeften, ik heb het over leven en handelen op de manier die je wil.

Persoonlijk meen ik, als levensfilosoof, dat we moeten leven volgens wat we willen, wie we zijn – op voorwaarde dat we onszelf ontdaan hebben van ongegronde negatieve opvattingen en intenties. 
Om maar iets te zeggen: als onze ziel bestaat uit de nood en de behoefte van het overwinnen van anderen, over het zich boven anderen plaatsen, over het opleggen van onze wil, dan is het nodig dit positief te doen. We kunnen in een competitieve sport gaan. We kunnen anderen leiden. Maar wat we, zo meen ik, niet moeten doen, is anderen gaan overheersen, verdrukken. 
Wanneer we onszelf boven anderen plaatsen en het gezag opnemen, dienen we niet te vertrekken vanuit een veronderstelde zwakheid of onkunde bij de anderen, maar vanuit een welbegrepen inzicht in de eigen vaardigheid tot leiden, in combinatie – en dit is belangrijk! – met het besef dat dit iets is dat we graag doen, dat dit iets is waar we ons goed bij voelen.
In het volgen van onze ziel, is het nodig zowel aandacht te hebben voor ons eigen welzijn, als dat van anderen – positief te denken over en het goed menen met onszelf en met anderen. 
Ook een positieve attitude tegenover de wereld is hier op zijn plaats. Hoewel de wereld in vergelijking met het zelf en met de anderen in mijn optiek minder belangrijk is, moet ik toegeven dat zij erbij hoort en dat door haar erbij te betrekken, het mogelijk wordt me zelfs enigszins modieus op te stellen – ten slotte: is het niet zo vandaag de dag dat we aandacht moeten hebben voor de planeet, voor arme moeder aarde die wij zo ziek aan het maken zijn?
Echter, modieus zijn is totaal niet wat ik wil. Ik wil trouw zijn aan mijn eigen filosofie, en die stelt, in essentie, een positieve houding aan te nemen tegenover mezelf, tegenover anderen én tegenover de wereld. De wereld is dus een oprecht deel van mijn filosofie.

Wat is mijn ziel nu? Mijn ziel is mogen vertellen, mogen uitleggen en mogen onderwijzen: mijn grootste genoegen bestaat uit het delen van ervaringen met anderen; mijn grootste angst is dat niemand zal geven om mijn belangen, mijn noden, doelen en intenties – ja, om mij.
De reden waarom ik zo graag schrijf, is omdat dat voldoet aan een deel van dit verlangen. Het enige dat ik nu mis, mijn beste, is een publiek. 
Ik schrijf dan ook liever dan dat ik lees – zelfs mijn eigen werken.

vrijdag 13 april 2012

Verdriet

Enkele adviezen over verdriet. Het is slechts de weergave van mijn ervaring maar ik hoop dat iemand er iets mee is. :)

Vriendelijke groet,

Mieralunar

---

Als er iets is wat ik geleerd heb omtrent verdriet en meer specifiek rouwverwerking, dan is het wel dat de rouwende persoon andere mensen nodig heeft, mensen om zijn verhaal aan te doen, mensen om steun en troost uit te putten.
Dat moet de eerste zorg zijn, tussen de erbarmelijke huilbuien en machteloze woedeaanvallen door. Andere mensen. Niet alleen zijn.
Eenzaamheid is als het vergeten te ontsmetten van een wonde. Zij heeft verzorging nodig! De kans op emotionele ontstekingen en littekens is het grootst wanneer iemand zich volledig afsluit van anderen en het verdriet genadeloos alleen moet dragen.

Een ander advies dat ik kan geven uit mijn ervaring, is dat je het ook vooral niet mag nalaten de gebeurtenissen, de herinneringen en meer algemeen het gemis onder ogen te komen.
Goed, vaak is het overlijden van een geliefde of familielid te groot en te zwaar om in één keer en in zijn geheel te bevatten, zonder daardoor onder het enorme gewicht ervan verpletterd te worden. Maar het vrezen, noch ervan weglopen is een goede strategie.
Verdriet uit zich vaak in concrete herinneringen en gedachten, gedachten die onverwachts in ons opkomen terwijl we met iets anders bezig zijn, terwijl we over straat lopen of naar onze favoriete film kijken. Zaken herinneren ons aan de dode, of we zijn ons nog niet helemaal, nog niet tot in ons diepste wezen bewust van het gemis. Daarom kan het zijn dat we een idee krijgen, ergens aan denken of iets plannen te doen – ja, intenties die allemaal plotsklaps doorkruist worden door het besef: zij is er niet meer! Pijnlijk.
Echter, de boodschap die ik nog probeer mee te geven is deze: ga die gedachten niet uit de weg, verdring ze niet en sla er al helemaal niet voor op de vlucht. Het kan zijn dat ze je overvallen op ongepaste momenten. Maar ze op een geplande manier uitstellen is niet hetzelfde als verdringen. Zo lang je maar tijd vrij maakt voor die emoties, voor die pijn.
En vergeet bovenal niet het gezelschap van nog levende vrienden en familie op te zoeken. Gedeeld leed is half leed en geneest sneller.

woensdag 21 maart 2012

Identiteit op basis van sociale impact?

Een uitermate interessante gedachte is dat de kracht van een aangereikte identiteit bepaald wordt door de autoriteit, het sociale gewicht van de persoon die deze aanreikt. Dat wil zeggen: hoeveel mensen er achter die persoon staan. Hoe meer er achter hem staan, hoe waardevoller hij is voor de vorming van onze eigen identiteit.
Vergelijk en speel met wat voor een identiteit het oplevert indien je je op verschillende manieren tot anderen verhoud. De vriend zijn van de koning, levert een andere identiteit op dan van de plaatselijke slager. Lid zijn van de oudercontact groep van je kind in de lagere school levert iets anders op dan lid zijn van de vrijmetselaars.
Er zijn twee interessante polen. De ene is sociale impact: hoe groot is de groep en hoe machtig is zij? De andere is de duur: hoe lang bestaat ze al of heeft ze bestaan. Zeggen dat je behoort tot het groepje koffie-drinkers dat vorige week toevallig samen stond na een receptie heeft een andere impact dan lid zijn van bijvoorbeeld de Socialistische partij.
Evident heeft een groep die langer bestaat gemiddeld een grotere macht, maar dat hoeft niet.

Wie ik ben, word bepaald door hoe ik me tot zo'n persoon/groep verhoud. Ik hoef er daarom geen lid van te zijn. Bijvoorbeeld: 'ik ben een vijand van de paus' is anders dan 'ik haat mijn buurman hartgrondig'.

Ik moet hier verder over nadenken!

Indien een lezer hier constructieve en goedbedoelde bedenkingen bij heeft, zou ik het appreciëren indien deze zijn mond open deed.
Deze gedachte is een deel van mijn masterproef (thesis), vandaar de expliciete vraag.

donderdag 8 maart 2012

Het Reële versus het virtuele, ofwel de terugkeer naar de realiteit

Get real!

Niet durven kijken, denken en meer algemeen ervaren komt neer op een angst voor het zogenaamde 'Reële'. De wereld zoals zij is, meer specifiek het lichaam zoals het is en hoe dat lichaam de interactie en registratie van die wereld ervaart. Simpel gesteld: het leven! Het is een angst voor het leven, voor wat dat leven met ons (lichaam) zal doen.
Punt is dat die angst ongegrond is, er voor zorgt dat we de dingen niet naar waarde zien en vooral dat we de werkelijk angstaanjagende aspecten van dit bestaan al helemaal niet meer aankunnen – hoewel… in mijn ervaring vallen zelfs de meest vreselijke dingen, op de keper beschouwd, best wel nog mee, eenmaal ik er echt in sta. Het is eerder de spreekwoordelijke sprong van de springplank die vreeswekkend is, dan het ding an sich. Maar dat ligt aan mij persoonlijk.
Ik kan me heel goed voorstellen dat menig mensen van mijn generatie en jonger nog geen werkelijk hard contact gehad hebben met het leven, dat zij nog niet werkelijk de verscheurende wreedheid aan den lijve ondervonden hebben, een wreedheid die hoewel niet altijd aanwezig, toch inherent aan het bestaan is – een reële mogelijkheid!
Dit wordt bewerkstelligd door een leven geleid in het virtuele, illusoire en fantasierijke – dat, en in de euforische roes van genotmiddelen. Facebook, videogames, (fantasy)romans, excessief druggebruik en behoorlijk schokkende methoden om alcohol tot zich te nemen zijn hier allemaal uitdrukkingen van.
Ons contact met het Reële, met het leven is niet zelden indirect – vanuit de veilige virtuele ruimten van het internet. Zo is het niet ongewoon heden ten dage mensen online te leren kennen, eerder dan in real life. Tenslotte: dat is toch ook veel veiliger? De confrontatie met wat daar werkelijk buiten zit, wordt door het diffuse licht van een computerscherm afgezwakt, verbleekt en getemd weergegeven – de realiteit doet me stellig denken aan een gekooid dier in de zoo, dat we van op een veilige afstand kunnen bekijken en waar we gewoon voorbij kunnen wandelen als het ons niet aanstaat.
Wij vrezen dit inderdaad soms harde leven. Maar ons ervoor verstoppen, meer nog: ons (ver)hullen met een surrogaat in de vorm van een virtueel second life of een MMORPG, zal ons niet voor dat leven behoeden. We verbergen onze bange geesten in virtuele werelden, terwijl we haast lijken te vergeten dat we lichamelijk aan het bestaan gekluisterd zijn – zo lang ons lijf en leden diep geworteld zijn in de wereld, in het Reële, ja, zo lang is het onmogelijk werkelijk rust te vinden in het virtuele en het ideële. Het zou als het ware nodig zijn dat we eerst onszelf uploaden op het internet… maar ach, ook dat internet is ultiem gegrond in het materiële.
Hoe je het ook draait of keert: we ontkomen niet aan het leven. Dat proberen is onmogelijk. En zoals ik elders al schreef: wil alleen het mogelijke. Stel geen doelen die je toch niet kan bereiken, want dat levert alleen frustratie en teleurstelling op. Ontken ook niet wat is: laat komen wat komen zal en zijn wat gekomen is. Het leven, zoals het is, in al haar wreedheid maar net zo goed in al haar schoonheid, moeten we omhelzen als een moeilijke maar geliefde vriend – iemand die wel eens lastig doet, maar wiens gebreken we aanvaarden, ja, we houden zelfs van hem omwille die gebreken, omwille wie hij is!
Er is maar één manier om werkelijk te ontsnappen aan de wreedheid van het bestaan, indien die wreedheid inderdaad zo zwaar is… maar die mogelijkheid ga ik niet eens ter sprake brengen. Een voldoende intelligente of zwartgallige lezer weet direct waar ik het over heb.

Nu, wat is de reden dat ik deze tekst neerschrijf?
Zoals het een echte persoonlijke filosofische tekst betaamd is ook dit een zelfreflectie, een ordening van mijn gedachten en een poging begrip te krijgen in waarom bepaalde dingen in mijn leven gaan zoals ze gaan.
Wat ik me afvroeg was waarom ik me vaak slechter voel wanneer ik op facebook zit. Ik vroeg me af waarom ik moeilijker bij mijn dagtaak kan blijven wanneer ik te lang of te vroeg op mijn computerscherm gestaard heb, ik vroeg me af wat maakt dat ik weiger een dagplanning te maken na het lezen van mooie boeken en waarom terugkeren uit de nevelen van de droomwereld, na een heerlijk nachtje slapen, zo'n worsteling is.
Het antwoord is vrij simpel: ook ik ben bang van het Reële, ook ik vrees het leven en ga er van uit dat het virtuele en ideële pakken veiliger is.
De reden waarom ik het moeilijk heb te plannen en besluiten te vormen is omdat ik door, bijvoorbeeld, mijn computer het contact verlies met de realiteit. Een reden waarom ik me slechter voel door facebook, is omdat mijn contact met de wereld ingeruild wordt door angst voor de wereld. De leegte veroorzaakt door het niet meer kijken naar de wereld om me heen wordt door ongegronde angstdromen gevuld.
Dit bemoeilijkt evident de terugkeer naar die wereld. En dat is net wat we steeds voor ogen moeten blijven houden: de mogelijkheid, ja, de noodzaak van een terugkeer naar de wereld, een terugkeer naar het bestaan, zoals het is. Er is in se niets mis met ontspanning in het virtuele. En facebook is uitermate nuttig om contact met anderen niet te verliezen – zo lang het maar geen surrogaat voor Reëel contact wordt!
Trouwens, een ander gevaar – een gevaar dat ook ik ervaar – is dat de noden van het Reële, van dat lichaam waar we niet van los kunnen komen, zich zullen gaan projecteren op het virtuele. Daar zullen wij tevergeefs op zoek gaan naar bevrediging van die noden.
Een ironisch maar tragisch en extreem voorbeeld hiervan is de urban legend die stelt dat er een jongen zou zijn die verhongerd is omdat hij dacht dat hij mana nodig had in plaats van voedsel.
Nu, of dit klopt of niet doet er niet toe. Het punt is dat het virtuele nooit of te nimmer het Reële echt kan bevredigen. Net zoals een kookboek onze honger niet kan stillen, net zo kan facebook onze sociale dorst niet lessen, noch onze nood aan veiligheid sussen.

Wat doet dit in het kader van mijn filosofie? Wel, deze heeft als functie contact met het leven te behouden en zelfs proberen er een mooi leven van te maken. Wij moeten onze ogen en oren open houden voor wat er zich rond ons afspeelt, wij moeten onze ogen en oren open houden voor wat we zelf willen en wij mogen absoluut niet de moed verliezen om over deze zaken na te denken, om probleemoplossend te zijn, eerder dan conflictvermijdend.