donderdag 25 oktober 2012

Morele verantwoordelijkheid bij dieren

Ik las net een interessant essay van de filosoof Mark Rowlands:
http://www.aeonmagazine.com/being-human/mark-rowlands-animal-morality/ en wou dit aangrijpen om kort even iets te schrijven. (Het was te lang om er een facebook post van te maken.)

Rowlands stelt de retorische vraag:

But do we really want to hold animals responsible for what they do?

Hij lijkt deze vraag negatief te beantwoorden door karikaturaal te stellen dat we dan in middeleeuwse toestanden terecht komen waarin dieren voor een rechtbank veroordeelt worden. Dit klopt mijns inziens niet. Dieren zijn in zekere zin verantwoordelijk voor hun daden. Verantwoordelijkheid is een bredere term dan enkel 'juridisch aansprakelijk'. 
Laat me een voorbeeld van deze middag geven: mijn kat, Gertje, scherpte zijn klauwen aan het tafelkleed en poogde bovendien daarmee ook iets van tafel te roven. Terwijl hij dit deed, krabde bij me zacht. Ik keur dit gedrag af en straf hem ervoor door een zachte tik te geven. Hij is verantwoordelijk voor wat hij doet en draagt daar de gevolgen van, zonder dat te overdrijven en zonder er een rechtzaak of morele schande van te maken. 
Het lijkt me niet fout aan te nemen dat Gertje hierdoor begrijpt dat ik zijn gedrag afkeur. Een tik is heldere, klare taal. 

zondag 14 oktober 2012

Wetenschap en positief denken


Ik liet me ooit negatief uit over wetenschappelijkheid. Bij deze kom ik wat terug op die uitspraak. Ik realiseer me dat het vooral de intentie is om aan wetenschap te doen die me argwanend maakte.

Vriendelijke groeten,

Mieralunar

---


Er zijn twee zaken waar ik over wil schrijven. En ik ken mezelf: één van de twee zal het onderspit moeten delven. Zo ben ik nu eenmaal.
Het ene gaat over mijn pentapharmacon, dat ik zonet opgevat heb als een sleutelbos. Ik zou de sleutel van het genoeg hebben aan jezelf wat nader willen beschrijven. Het andere gaat over de wetenschappelijke methode, over waarom ik er geen grote voorstander van ben – maar zeer zeker ook geen tegenstander!

Het punt is, voor zo ver ik vanuit mijn bescheiden perspectief kan zien, dat wetenschappers idealiter enkel dingen aanvaarden wanneer ze daar bewijs voor hebben. Hetgeen zij dan ook doen, is verificatie zoeken in de waarneembare werkelijkheid en vervolgens van die waarnemingen steek proberen maken aan de hand van hun verstand, aan de hand van de rede.
Nu, dat op zich vind ik een goede zaak. Het is van enorm groot belang dat je om je heen kijkt en nadenkt over wat je ziet. Het is ook een goede zaak nieuwsgierig te zijn en meer te willen weten. Want hoe meer je weet, hoe meer mogelijkheden je ziet, hoe meer manieren je kan vinden om je wensen en verlangens optimaal te bevredigen en zelfs om jezelf te vervolmaken.
Dat is allemaal prachtig! Maar de reden waarom ik wantrouwig ben naar de nood voor alles bewijs te willen hebben, is dat deze houding het gevaar in zich houdt een krampachtige angst te verbergen – de angst geen fouten te mogen maken, de angst er voor te zorgen dat alles precies juist is, en niet anders, de angst iets cruciaal te zullen missen en daarom alles nauwlettend in de gaten te moeten houden met een controlerend arendsoog.
Misschien is het persoonlijk, want ik heb wetenschappelijk ingestelde mensen ontmoet die schijnbaar geen last hadden van dergelijke angsten, maar het is om die reden dat ik een andere epistemologie aanhang. Deze is namelijk niet dat je voor elke overtuiging een goede reden nodig hebt, maar dat je voor het in vraag stellen van een positieve opvatting goede redenen moet kunnen geven, evenals het aanvaarden van een negatieve opvatting goede redenen nodig heeft. Inzake mijn negatieve opvattingen is er dus overlap tussen de wetenschappelijke methode zoals ik die hier nu presenteer en mijn eigen filosofie.
Eigenlijk, op de keper beschouwd, is het niet de methode die me wantrouwig maakt, maar de achterliggende motivatie voor het toepassen van die methode. Indien deze angst is of bestaat uit ongegronde negatieve opvattingen en intenties keur ik het ten stelligste af, maar indien het een ontspannen, maar daarom niet minder gedreven nieuwsgierigheid is die fungeert als drijvende kracht achter het onderzoek, kan ik niet anders dan dit ten volle toejuichen – ongeacht het feit dat ik zelden een dergelijke nieuwsgierigheid ervaar.

zaterdag 13 oktober 2012

Dialoog emoties


Nog eentje uit de oude doos. Ik vond net een dialoog terug van augustus 2008 over matiging van de passies en het aandeel van de rede in de juiste manier van leven.

Wat me opvalt is dat ik toen al bezig was met levensfilosofie en dat enkele thema's van het pentapharmacon er zelfs reeds in terug te vinden zijn.
In feite, wat ik toen schreef staat verbazingwekkend dicht bij hoe ik er nu over denk: we moeten onze passies en verlangens volgen en erkennen, maar in dit proces maken we dubbel gebruik van onze rede. Enerzijds gaan we na of onze passies en verlangens wel juist en handelbaar zijn; anderzijds gebruiken we onze rede net om die passies en verlangens te helpen beter hun doel te bereiken. Bijsturen en steunen – een samenwerking dus, een balans van de twee.

Ik was nog jong toen ik het schreef, maar ik meen dat het zeker het lezen waard is! Wat je conclusies er over ook moge zijn, ik hoop dat het je wat kan helpen verder te denken, of dat het je leesplezier verschaft.

Hartelijke groeten,

Mieralunar

---


Een dialoog tussen meester Karipides en zijn koppigste leerling, Hekalès. Ze bediscussiëren de aard van emotie, en of het nodig is deze te controleren of niet. Hekalès meent van wel, tot in het extreme zelfs, Karipides is een gematigder mening toebedeeld.


“Maar meester, zegt u nu dat wij geen controle over onszelf moeten hebben?”

“Neen, jonge vriend. Wij moeten in balans zijn, in evenwicht met zowel de microkosmos die onze geesteswereld vormt, als de holistische macrokosmos die het hele universum vormt. In balans zijn wil niet zeggen onszelf controleren, maar net laten zijn.”

“Onze emoties zijn willekeurig, meester. Om in balans te blijven is het toch net nodig hen aan banden te leggen als een meute wilde waakhonden?”
De meester schudde het hoofd, maar Hekalès ging door: “Zoals u me geleerd heeft, meester, zijn emoties een krachtig ding in een mensenleven, en zelfs in een dierenleven. Ze zijn zoals die meute waakhonden: krachtig, gevaarlijk, maar zeker niet nutteloos. En net zoals waakhonden, is het best emoties kort en strikt te houden, hen slechts op te laten treden daar waar de baas – en in het geval van de emoties: de rede – het wil of nuttig ziet, en nergens anders! U zou uw hond toch ook niet laten begaan als hij van uw bord at? Of als hij uw vrienden bedreigde?”

“Hekalès, mijn jongen, emoties zijn misschien als waakhonden, maar dan wel goed getrainde waakhonden. Emoties dienen voor iets, ze hebben functies, nuttig voor ons eigen welbehagen, overleving en bestaan. Net als waakhonden kunnen emoties ook wel eens een foutje begaan, er eens naast zitten, een foutieve beslissing maken, maar globaal genomen zitten zij er niet naast, en daarom zijn zij er ook. Het is echter wanneer je de hond, uit angst voor het feit dat hij een fout zou maken, kort houdt, en tracht compleet te beheersen, dat er pas écht fouten kunnen ontstaan.
Ten eerste voelt een hond aan wanneer je onzeker bent, en daardoor zal hij zich zelf onrustiger gaan voelen waardoor hij bijvoorbeeld opvliegender wordt, en ten tweede, het echte punt: wanneer je de hond, die hier gelijk staat met emotie, gaat dwingen, zal je automatisch geen oog hebben voor diens échte functie, je zal zijn nut gaan verwringen en hem gebruiken, of dingen laten doen die helemaal niet voor hem bedoeld zijn. Het zal zijn als het door zagen van een plank met een hamer.”

Hekalès zuchtte, schopte een steentje met de punt van zijn schoen en bleef even staan om rond te kijken. Als gebiologeerd zag de jonge man het kiezeltje weg ketsen en een irrigatiekanaal in plonzen. Dát was het!
“Nu goed, meester, wat dacht u van een nieuwe beeldspraak? Emotie is als het water, het gaat gewoon zijn gang, ongeacht het nu doet wat écht goed is of niet – het houdt daar geen rekening mee. Water stroomt net zo: het trekt zich niets aan van wat het al dan niet aanricht. Ik heb de rivier niet horen klagen toen ze vorig jaar uit haar voegen trad en een heel dorp weg spoelde; ik heb de rivier nooit horen jubelen wanneer ze onze valei van vruchtbaarheid en leven voorzag.
Welnu: de rivier doet, maar wij, mensen, wij zien. Wij kunnen overdenken wat zij doet, wij kunnen beredeneren wat zij voor ons zou kunnen betekenen, en, sterker nog, wij kunnen zelfs er voor zorgen dat zij geen kwaad meer sticht door bijvoorbeeld dammen en dijken te bouwen. Meester, onze emotie stroomt en gaat gewoon, maar wij moeten haar in banen leiden, kanaliseren, intomen… zoals u ziet, wij moeten totale controle hebben.”

Meester Karipides glimlachte om de gedrevenheid van zijn leerling. “Emoties zijn al ergens nuttig voor, ongeacht wij hen teugelen of niet. Maar ik zal dat even achterwege laten en jou in jouw beeldspraak volgen, jonge Hekalès. Zelfs als wij die rivier verleggen, in sluizen laten uitkomen of onze akkers op jagen, dan nog hebben wij geen echte controle over de rivier, en al zeker niet over het water zelf. Hoezeer wij ook proberen, wij moeten niet trachten controle over onze emoties te krijgen, net omdat wij hen toch onmogelijk helemaal in de tang kunnen houden, maar… ”

Hekalès onderbrak hem: “Meester, u spreekt uzelf nu tegen! Het controleren van de rivier is net wél iets goeds, en, de vergelijking volgende, daarom zou het controleren van emotie ook iets goeds moeten zijn.”

Meester Karipides schudde afkeurend het hoofd. “Je laat me niet uitspreken, jongen,” maar hij zei het vriendelijk, als kon hij begrip op brengen voor de jeugdige vurigheid die zijn vastberaden leerling ten toon spreidde. “Wij kunnen de rivier – en onze emoties – niet volledig forceren, controleren en in onze macht houden: zij lopen gewoon, dat is waar – ofschoon emoties wel degelijk een functie hebben, in tegenstelling tot de rivier, die we een functie géven.
Zoals ik al eerder zei, jongeling: moeten we in evenwicht, in balans zijn. Dat houdt niet in dat we ons volledig los moeten laten, de honden, het water zomaar vrij alles laten doen wat ze willen en zúllen doen. Ik heb het gevoel dat jij er van uit ging dat ik dit soort gedachtengang aan hing.”

Hekalès werd rood als het hart van een kolenvuur.

“Juist ja," ging meester Karipides verder. "Emoties, honden, water – zij allen werken via wetten en regels, zowel extern als bepaald door hun natuur. Wanneer wij de rivier kanaliseren dan controleren wij haar niet, nee, wij weten wat haar wetmatigheden zijn, en houden daar rekening mee, en aan de hand daarvan dirigeren wij het water. Er ontstaat een samenwerking.
Wanneer jij werkelijk controle, werkelijk macht over het water had, dan moest jij geen kanaal aanleggen. Werkelijke controle over dat water zou zijn wanneer jij het naar boven liet stromen – of het in hout veranderde, om het ietwat ironisch te stellen. Ongeacht hoe jij je kanaal graaft, water zal altijd blijven gaan zoals het gaat: naar beneden. Water is en blijft water.
Net zo mag je de wetmatigheden van emoties niet proberen ombuigen. Respecteer ze voor wat ze zijn, zie ze staan als deel van jezelf. Je verbreekt het evenwicht, de balans, wanneer je de emotie niet laat stromen, en zelfs terug de berg op probeert te sturen. Emotie ís, laat het zijn, maar laat het niet, ik herhaal niet jouw meester worden, noch maak het tot jouw slaaf. Wanneer je emotie tegenwerkt, verstoor je het evenwicht, en je interne rust.
Maar soms, zoals ik al eerder toegaf, kan ook het laten zijn van emotie een probleem vormen: dan komt het kanaliseren, het gebruik maken van de rede om de hoek kijken. Want net zoals emotie, is ook rede iets dat er moet zijn, en niet tegengewerkt mag worden – beiden zijn er met een reden, beiden zijn waakhonden, maar dan wel met een verschillende inborst. Maar we gaan een andere keer op de door jou als zo belangrijk ervaren rede verder.”

zondag 7 oktober 2012

Doodjammer

“De meest huiveringwekkende van alle kwalen, is dan ook niet iets dat ons aangaat, want wanneer wij er zijn, is de dood er niet, en wanneer de dood er is, zijn wij er niet meer. De dood, kortom, is iets dat noch de levenden noch de gestorvenen aangaat.” (Epicuros & Algra 2007, p. 45)

Wijze woorden van de grote filosoof Epicuros, oprichter van het naar hem genoemde epicurisme. Echter, me dunkt dat de wijze man, helaas, iets over het hoofd gezien heeft. Zijn redenering gaat op voor zorgen over mijn eigen dood, voor zo ver die mij aangaat. Want inderdaad, wanneer ik dood ben, ben ik er niet meer om het te merken, en wanneer ik leef merk ik niets van mijn eigen dood.

Toch is het onwaar dat de dood “de levenden noch de gestorvenen aangaat”. Want terwijl ik leef is de dood er wel degelijk! En dat in de vorm van de dood van anderen. Het is onze relatie tot anderen die Epicuros' poging teniet doet, Epicuros' poging ons van de angst voor en pijn veroorzaakt door de dood te bevrijden en ons ertoe te brengen noch bevreesd, noch vol rouw naar dit natuurfenomeen te kijken.

Ik ontkom tijdens mijn leven niet aan de dood, want vrienden, familieleden en geliefden zullen tijdens mijn leven sterven. Anderen gaan dood, en de enige manier om aan de last en pijn hiervan te ontkomen, is me niets van anderen aantrekken, geen vriendschapsbanden aan te gaan, niet te geven om het wel en wee van andere levende wezens – als een soort geïsoleerde bunker boven op de top van een berg alleen gaan leven. Zo lang ik geef om anderen, kan de dood dankzij mijn liefde ingang vinden in mijn leven, en me zo-doende treffen.
En langs dezelfde weg kan mijn eigen dood ook een invloed op me hebben. Ik weet dat ik zal sterven, en hoewel dat mij vanuit epicuristisch standpunt niets doet, kan ik het opnieuw niet laten te denken aan de mensen (en dieren) die om mij geven. Hun liefde voor mij, maakt hen kwetsbaar voor de klap veroorzaakt door mijn dood. Ik zal hen op die manier kwetsen.

De enige manier om te ontsnappen aan de last van de dood is ervoor zorgen dat je geen banden aangaat en niemand aan je hecht. Alleen, ik denk dat geen enkele epicurist voor zo'n leven zou kiezen. Ikzelf ben in ieder geval van mening dat zo'n leven letterlijk geen zinvol leven zou zijn. Hoewel we anderen niet blindelings nadoen, zijn anderen wel de voorwaarde voor onze zingeving en de bepaling van wie we zijn.
De epicurist waarvan sprake is bovendien van mening dat we een totaal-balans moeten maken van pijn en genoegen. En het plezier van wederzijdse liefde en vriendschap, van het samenwerken en het beleven van geweldige tijden weegt ruimschoots op tegen de niet te ontkennen ellende van het verliezen van een kameraad of geliefde. Echter, het epicuristische ideaal is dat van een leven volledig bevrijd van pijn, verstaan onder het concept ataraxia, totale mentale gemoedsrust, onverstoord door zorgen en pijn. Dat ideaal is een mooi doel, maar onhaalbaar. En daar zorgt de realiteit van de dood voor.

Misschien heb ik het epicurisme niet voldoende goed begrepen. Misschien hebben zij wel een antwoord op dit probleem. Ik ben in ieder geval geen epicurist, ongeacht mijn diepe respect voor Epicuros.
Nee, ik vind het gewoon erg jammer dat mijn kat binnenkort dood gaat…