Ik liet me ooit negatief uit over wetenschappelijkheid. Bij deze kom ik wat terug op die uitspraak. Ik realiseer me dat het vooral de intentie is om aan wetenschap te doen die me argwanend maakte.
Vriendelijke groeten,
Mieralunar
---
Er
zijn twee zaken waar ik over wil schrijven. En ik ken mezelf: één
van de twee zal het onderspit moeten delven. Zo ben ik nu eenmaal.
Het
ene gaat over mijn pentapharmacon, dat ik zonet opgevat heb als een
sleutelbos. Ik zou de sleutel van het genoeg hebben aan jezelf wat
nader willen beschrijven. Het andere gaat over de wetenschappelijke
methode, over waarom ik er geen grote voorstander van ben – maar
zeer zeker ook geen tegenstander!
Het
punt is, voor zo ver ik vanuit mijn bescheiden perspectief kan zien,
dat wetenschappers idealiter enkel dingen aanvaarden wanneer ze daar
bewijs voor hebben. Hetgeen zij dan ook doen, is verificatie zoeken
in de waarneembare werkelijkheid en vervolgens van die waarnemingen
steek proberen maken aan de hand van hun verstand, aan de hand van de
rede.
Nu,
dat op zich vind ik een goede zaak. Het is van enorm groot belang dat
je om je heen kijkt en nadenkt over wat je ziet. Het is ook een goede
zaak nieuwsgierig te zijn en meer te willen weten. Want hoe meer je
weet, hoe meer mogelijkheden je ziet, hoe meer manieren je kan vinden
om je wensen en verlangens optimaal te bevredigen en zelfs om jezelf
te vervolmaken.
Dat
is allemaal prachtig! Maar de reden waarom ik wantrouwig ben naar de
nood voor alles bewijs te willen hebben, is dat deze houding het
gevaar in zich houdt een krampachtige angst te verbergen – de angst
geen fouten te mogen maken, de angst er voor te zorgen dat alles
precies juist is, en niet anders, de angst iets cruciaal te zullen missen en daarom alles nauwlettend in de gaten te moeten houden met een
controlerend arendsoog.
Misschien
is het persoonlijk, want ik heb wetenschappelijk ingestelde mensen
ontmoet die schijnbaar geen last hadden van dergelijke angsten, maar
het is om die reden dat ik een andere epistemologie aanhang. Deze is
namelijk niet dat je voor elke overtuiging een goede reden nodig
hebt, maar dat je voor het in vraag stellen van een positieve
opvatting goede redenen moet kunnen geven, evenals het aanvaarden
van een negatieve opvatting goede redenen nodig heeft. Inzake mijn
negatieve opvattingen is er dus overlap tussen de wetenschappelijke
methode zoals ik die hier nu presenteer en mijn eigen filosofie.
Eigenlijk,
op de keper beschouwd, is het niet de methode die me
wantrouwig maakt, maar de achterliggende motivatie voor het toepassen
van die methode. Indien deze angst is of bestaat uit ongegronde
negatieve opvattingen en intenties keur ik het ten stelligste af,
maar indien het een ontspannen, maar daarom niet minder gedreven
nieuwsgierigheid is die fungeert als drijvende kracht achter het
onderzoek, kan ik niet anders dan dit ten volle toejuichen –
ongeacht het feit dat ik zelden een dergelijke nieuwsgierigheid
ervaar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten