donderdag 28 juni 2012

De scheet van Diogenes

Toen de befaamde cynische filosoof Diogenes van Sinope eens een college van Plato bijwoonde over diens vormenleer, reageerde de cynicus op de vraag wat hij ervan vond door een harde scheet te laten.
Naast het feit dat dit ronduit provocerend, choquerend en, al zeg ik het zelf, best grappig was, hield deze reactie ook een diepere kritiek in, een kritiek die nog steeds geldig is voor mensen die filosofie opvatten als een zoektocht naar de juiste manier van leven.

In de latere oudheid was het zo dat er van een filosoof verwacht werd dat zijn leer en leven samenvielen. Dat moge niet verbazen, want als je meent dat jouw theorie de juiste manier van leven belichaamt, dan is het te verwachten dat je ook volgens die theorie leeft. Filosofen die iets anders doen dan ze zeggen komen niet erg geloofwaardig over.
Veel filosofen verkondigen theorieën waarvan een normaler mens, en zelfs enkele andere filosofen, zich gaat afvragen wat dat in vredesnaam nog te maken heeft met het leven. Ook stellen veel filosofieën ongrijpbare idealen voor, streefdoelen die niet te bereiken zijn.

De cynici hadden een filosofie van vrijpostigheid en namen zich dus geen blad voor de mond – of in dit geval: kont.
Zij ervoeren conventies en wetten, beleefdheidsregels en etiquette als beperkend en vonden dat mensen gewoon moesten doen waar zij zelf zin in hadden – een moraliteit die van de natuurlijke goedheid van de mens uit gaat en gelooft dat de cultuur corrumperend werkt.
Dit was hun filosofie. Daarom ook dat Diogenes' scheet als een vraag en een kritiek gezien kan worden op de vrij abstracte en idealistische filosofie van Plato. Diogenes lijkt te zeggen: 'kan dit wel, Plato? Kan deze theorie wel geleefd worden? Is het mogelijk die woorden in overeenstemming met daden te brengen? Kijk, dit is mijn filosofie, mijn manier van leven. Ik kan haar ook daadwerkelijk leven – kan jij dat ook?'
De scheet die de befaamde cynicus laat is net een expressie van zijn filosofie van vrijpostigheid. Door dat te doen demonstreert hij net een leer die overeenstemt met daden, en legt zo de bal in het kamp van Plato.
Verder interpreteer ik het gegeven dat Diogenes net een scheet laat, iets wat provocerend is, als een soort kritiek ook. Het is niet alleen een vraag aan Plato, het is ook een verwijt: 'wat jij daar zegt, dat kan toch helemaal niet,' lijkt de tonbewoner te zeggen.

De les en vraag van Diogenes aan elke filosofie is volgens mij deze: 'is dit doenbaar, is dit leefbaar?'

Geen opmerkingen: