Ik ben sinds enkele dagen een boek aan het lezen over doodsangst en de omgang daarmee. Uit dat boek komt vrij overtuigend naar voor dat de overgrote meerderheid van onze echte zorgen gefundeerd zijn in het besef van onze eigen sterfelijkheid, en bijhorende existentiële angst die daaruit geboren wordt.
De schok die zo'n besef teweeg brengt wanneer het bewust onder ogen gekomen wordt kan een enorme positieve invloed op je leven hebben. Je wordt er een beter mens van. Je leert beter leven.
Om die reden beoefenden de stoïcijnen dan ook dagelijks de kunst van het zich voorstellen dat het allerergste ook werkelijk ging gebeuren. Oefeningen in het sterven.
Maar wat ik niet helemaal kan bevatten is hoe dit alles te rijmen met een persoonlijke ervaring die ik vaker had. Ook daarnet. De gedachte aan mijn eindigheid is een enorme troost!
Niet dat ik wil sterven, verre van! Maar wanneer ik overmand word door angst, verdriet, verveling of ongeduld werkt de gedachte dat het eindig is enorm kalmerend. Het gaat wel over. En dat is ook zo, argumenteer ik dan voor mezelf, want je gaat ten slotte dood.
Dit klinkt nu wel heel donker, maar dat is het niet. De dood is slechts een troefkaart die de eindigheid van wat ik ook mag doormaken garandeert.
Maar door daar aan te denken wordt ook mijn herinnering gewekt: in mijn herinnering was alles ook eindig. Rouw, angst, verveling, pijn, frustratie, woede. Er kwam altijd wel een moment waarop het stopte. Dus wat ik nu voel, dat moet toch ook ooit eens stoppen?
Kalmeer maar, het gaat wel over.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten