zondag 21 augustus 2016

Is pornografie slecht?

Is pornografie slecht? Met die vraag begin ik vandaag te schrijven, naar aanleiding van een tragisch artikel over een ontvoerd meisje wiens verkrachtingen in hoeveelheid en ernst toenamen doordat haar ontvoerder naar porno keek.

Mijn eerste gedachte was dat het goed of slecht zijn van pornografie afhangt van het gebruik ervan. In dit specifieke geval is de marge van goed gebruik zonder twijfel overschreden! Maar om op basis hiervan pornografie te demoniseren is me toch enkele bruggen te ver.

Om te beginnen lijkt pornografie in deze of gene vorm iets volledig des mensen en van zowat alle tijden. Waarom? Omdat het een antwoord is op een veel voorkomende nood, namelijk die van seksuele bevrediging zonder dat er een gepaste partner beschikbaar is. 

Verlangens op zich kunnen mijns inziens niet slecht zijn. Het is de manier waarop we met die verlangens omgaan, wat we in gang zetten om ze te bevredigen dat een negatieve kwalificatie kan krijgen. Bijvoorbeeld door geen rekening te houden met de noden en verlangens van anderen, maar evengoed door onvoldoende rekening te houden met onze eigen grenzen en in excessen te vervallen. Denk hierbij maar aan vele verslavingen, zoals eetverslaving, of in dit geval: pornoverslaving. 

Mijn intuïtie is dat pornografie in haar diverse vormen – gaande van pikante fresco’s, tot station-romannetjes en het overbekende filmmateriaal – een onschuldige uitweg biedt aan een hele reeks aan onbeantwoorde seksuele verlangens, hetzij vanzelfsprekend niet aan alle onbeantwoorde seksuele verlangens.
Ik vraag me trouwens af of zonder deze uitlaatklep vrouwen, en in mindere mate ook mannen, niet meer zouden worden lastiggevallen. 
Echter, dat is maar een vraag. Eén die ik onmogelijk kan beantwoorden. Het enige dat ik merkte, is dat ik meer de neiging had naar vrouwen te staren toen ik single was en geen porno gekeken had, dan toen ik er wel gekeken had. 

Je kan pornografie bovendien niet tegengaan. Zoals ik reeds zei is het iets heel menselijks, een overal voorkomende nood. Hoe eenvoudig is het niet om een pikant verhaaltje te schrijven, of gewaagde tekeningen te maken? Nee, waar het voor mij op aan komt is hoe er omgegaan wordt met het bevredigen van die nood: houdt men rekening met de noden en verlangens van alle betrokkenen, en respecteert men de eigen grenzen?

dinsdag 12 juli 2016

Spontaniteit is je wil in de zeilen hebben

Een mooie metafoor voor spontaniteit is: ‘je wil in de zeilen hebben,’ hoewel ik nog twijfel over variaties zoals: ‘de wil in de zeilen hebben’ of: ‘je wil in je zeilen hebben,’ en zelfs: ‘de wil in je zeilen hebben.’

Iedere formulering heeft een andere nuance en klemtoon. Wanneer je het over ‘de wil’ hebt, spreek je meer over het in connectie staan met de Wil tot Samenhang, het kosmisch principe dat de realiteit stoffeert en doorspekt. Dat is algemener en klinkt bovendien ook passiever, een kwestie van geluk dat er iets is buiten je macht dat op dit moment in je voordeel is.

Heb je het over ‘je wil’ ligt de klemtoon net meer op het volgen van jouw unieke manifestatie van de Wil tot Samenhang, of anders verwoord: dan zeg je dat je jezelf bent en doet wat juist voelt voor jou. 

Filosofisch gezien heb ik de voorkeur voor ‘de wil’, maar persoonlijk eerder voor ‘je wil.’ Want wat er toe doet is namelijk dat je je onbelemmerd gedreven wordt door je eigen dromen en verlangens, dat je volgt wie je zelf bent. Je eigen wil is dan ook de enige manier waarop je de Wil tot Samenhang direct kan ervaren en beleven.

Het onderscheid tussen ‘de zeilen’ en ‘je zeilen’ is dan weer bescheidener. Het eerste klinkt iets afstandelijker; het tweede persoonlijker. Ik denk dat mijn voorkeur uit gaat naar ‘de zeilen’, omdat de metafoor anders te persoonlijk wordt, en bovendien herhaal ik niet graag lidwoorden tenzij het noodzakelijk is.

Het is dus: ‘Je wil in de zeilen hebben!’

woensdag 2 december 2015

Seneca; over lezen en levensfilosofie

Net als Schopenhauer hanteert Seneca (in zijn Brieven) de voedselmetafoor, wanneer hij het heeft over wat te lezen en hoe het te verwerken (‘verteren’). Beiden zijn van mening dat je goed moet kiezen wat je leest, net zoals je goed moet kiezen wat je eet.
Seneca (en vermoedelijk Schopenhauer ook) raadt aan te kiezen voor klassiekers, of ten minste auteurs van wie hun waarde gebleken is.

Die opvatting is me te conservatief. Ik vind het geen slecht idee goed te overwegen wat je leest, maar ervaring leert me dat goede lectuur zeker geen canon hoeft te zijn en zelfs niet eens altijd kwalitatief hoogstaand. Zo lang het je gedachten (of zelfs emoties) maar in beweging zet, is het goed.

Een waardevol punt dat Seneca maakt is dat je wel de tijd moet nemen om je lectuur te ‘verteren’ en dus niet te veel of te diverse dingen door elkaar lezen. Neem de tijd om wat je leest op een zinvolle manier te laten bezinken.

Eveneens een goede tip die hij geeft is dagelijks slechts één zin, gedachte of concept te nemen uit je lectuur en die de hele dag te laten bijblijven. Hou één iets vast dat past bij de omstandigheden van die dag (hetzij externe obstakels, hetzij je psychologische toestand) en laat het zijn werking hebben.
Dit is een praktijk die werkt om tot inzichten te komen. Ik heb ze zelf verschillende malen toegepast, hoewel ik soms twee en uitzonderlijk drie gedachten nam. Drie is al veel…

Interessant, voor mij, is dat deze methode aangepast kan worden naar een levensfilosofische oefening van de geest, een Askesis bedoelt om mentaal evenwicht en welbevinden op een dagelijkse basis te versterken. 
Ik zou telkens één gedachte kunnen kiezen uit mijn filosofie (het Pentapharmacon bij uitstek) die past bij de uitdagingen van die dag, één gedachte die ik als een kompas bij me draag om me een route te navigeren doorheen de woelige wateren van het leven.

Ik zie mijn eigen filosofie namelijk als een kaart. Maar in het midden van de storm is een kaart niet zo handig als navigatiemiddel, aangezien zij te veel informatie bevat – vaak ook informatie die niet relevant is op dat moment. Daarom lijkt het me zinnig één leidende gedachte te kiezen en die als richtsnoer te volgen.