woensdag 23 april 2025

Melchior

Melchior, wat een naam voor een vrouw! En zij leeft in een droom in een droom.
 Ooit had Melchior een zoontje van wie ze zielsveel hield, Derrick. Maar zijn vader verdween met de noorderzon.

Melchior was eenzaam, oh zo eenzaam. En op een wanhopige nacht deed zij een wens onder de heldere sterrenhemel: ‘Ik zou echt alles doen voor nog één liefdevolle aanraking.’ 



‘Echt alles?’ vroeg een stem.


‘Ja, alles.’

‘Ik ga je de kus van je dromen geven, en alles zal veranderen. Blijf stilstaan.’


Ze kreeg die kus. Haar lippen zinderden met sterrenvuur. Het was prettig en warm, als een golf van de zuidelijke zee. En de wereld ging open voor haar. Alles was mogelijk, ze voelde zich zo geliefd!

Maar

 dat knetterende sterrenvuur werd warmer en warmer en… warmer. Duizenden vonkjes dansten in glazen naaldhakken over haar lippen. Hun dans zwol aan, haar lippen bloedden en haar borst stond in brand. Tot uiteindelijk
het vuur Melchiors armen en het verste puntje van haar kleine teen bereikte.


Alles was niet voor niks. Melchior beheerst de kracht om dromen waar te maken. Haar verbeelding gleed als blijvende penseelstreken over het doek van de wereld. Elke gedachte veranderde de  wereld in iets betoverend en nieuw. Melchior verrichtte tal van mirakelen die haar beroemd maakten, in het hele koninkrijk en ver daar voorbij. Melchior de Dromer, noemden zij haar.

Zo bouwde zij het eerste wolkenpaleis, ze versloeg de Nacht of Donkere Koning en bracht de woestijn tot rust. En in al die geweldige opwinding verloor ze Derrick uit het oog, haar zoontje. ‘Als ik thuis ben, doe ik iets geweldig voor hem!’ suste ze zichzelf. Maar het was al te laat.

Telkens zij haar magie aansprak en weer een droom waarmaakte, trok de avond verder op over haar gezicht. De kleur op haar wangen trok weg en maakte plaats voor de nachthemel. Gloeiende vonkjes ontwaakten als late geboortevlekken en bij elke geboorte krijste ze van de pijn. Het sterrenvuur verslond haar vlees. Melchior voelde dat ze niet langer verder kon.

In een poging het vuur te doven trok ze zich terug in de woestijn waar het altijd nacht is. En met haar laatste gram wilskracht ontwierp ze een piramide van ijs, waarin de jonge vrouw zich neerlegde en afzonk in een droom, weg van de brandende pijn, naar een andere wereld.


Melchior koos voor een piramide van ijs zodat ze alles kon vastvriezen. Als niks nog veranderde, als zij een standbeeld voor de eeuwigheid werd, zou ook de pijn verstenen. En met elke koele aanraking van die blauwe muren zonk haar leed inderdaad steeds verder weg, tot slechts een dof, apathisch omhulsel overbleef. Niks hield Melchior nog tegen om op te stijgen naar die fantastische nieuwe droomwereld die net ontkiemt was. Weg van de echte wereld. Voor altijd.


En in die fantastische droomwereld was Melchior lange tijd gelukkig. De droom volgde haar grillen, net zoals dat het geval was geweest in de echte wereld. Ze beleefde avonturen en verrichtte heldendaden en de pijn bleef weg. Het was gelukzalig!


De jonge vrouw bracht er vele zorgeloze dagen door - of waren het eeuwen? Op een zonnige dag drong het tot haar door dat Derrick niet hier was. Ze had hem achtergelaten. Het besef greep haar bij de keel. Arme Derrick! Wat voor een moeder was zij?

Schuldgevoel zwart als een groeiende inktvlek drong binnen en vulde elke uithoek van Melchior’s panische geest. Algauw was de droomwereld geen droomwereld meer, maar een donkere nachtmerrie. Schaduwen, doornen en vreselijke taferelen; geselende zwepen en de eindeloze doodsrochel van een pasgeboren baby. Arrrrh.

Dit was nog erger dan de plek waarvan ze was weggevlucht. Wat nu?

Met de nood der wanhoop klom Melchior in de Boom der Fantasie, de laatste lentegroene reus in haar droomwereld. Zij klom hoger en hoger, ver weg van de verschrikkingen daar beneden, van het vuur en de rookpluimen die nu opstegen van haar voormalige wonderland.

Met takken en bladeren weefde zij een luchtballon, want dit was nog steeds een droomwereld. Melchior steeg op naar de hemel en keek neer op de woelende chaos.

Stilte.

Wanneer je zo ver boven je problemen zweeft en ze overschouwt als een sterrenreiziger, lijkt het allemaal zo erg niet. Details vervagen en patronen komen bloot te liggen. Dat is het geraamte van de wereld, van jouw wereld. En dat geraamte doet jou geen pijn, het vormt geen gevaar en is alleen een beetje bleek.

Je kan die botten met dezelfde koele interesse bestuderen als een wiskundige formule, of misschien de klinische blik van een ervaren chirurg. Melchior’s wereld werd een passieloze puzzel, een puzzel waar zij minder en minder haar hoofd over brak. Liever keek zij omhoog, nog verder omhoog, naar de eeuwige waarheden van de sterrenhemel.

Melchior’s leegte verdween achter de horizon, als slechts de schittering van een eenzame naald ergens in een donkere kamer. Maar welke kamer?

woensdag 9 april 2025

Wat een ochtend, player one!

 Van de ene π—±π—Ώπ—Όπ—Όπ—Ίπ˜„π—²π—Ώπ—²π—Ήπ—± in de andere. Het scherm springt open en de realiteit stroomt binnen als een ijskoude waterval. Verfrissend, denk ik, en laat het even stromen.

Piepjonge berkenblaadjes luiden het begin in van een nieuw jaar - de lente. En de zon strekt zich geeuwend uit over de velden - ochtend. Het begin van een nieuwe dag. Tijd om in te loggen, tijd om de ene simulatie in te ruilen voor de andere, in eenzame verbondenheid.

Mijn aandacht trilt als de naald van een kompas. Gevoelig voor het wel en wee van anderen, mijn noden misschien. Nu gegrepen door de magneet, het scherm, virtueel licht. Het is een ademloze verlossing. Verdoving. Afleiding en de illusie hard aan het werk te zijn voor een goede reden.

Ach, zou ik de enige zijn, vraag ik me af terwijl mijn bewustzijn haar vingers vasthaakt aan de rand van het scherm, bengelend boven de eindeloze diepte van het wereldwijde web. π˜™π˜¦π˜’π˜₯𝘺 𝘱𝘭𝘒𝘺𝘦𝘳 𝘰𝘯𝘦!

dinsdag 1 april 2025

Let's have a heart-to-heart, shall we?

Ever had that feeling of wanting to push back? Tipping the scales, straighten what has been bend?

I know I do. I get that sense I'm out of balance, people are out of balance, heck, the WORLD is out of balance. There is too much of one thing and not enough of it's opposite. So let's push back!

Yes, it is only natural to want to balance out the excess, natural to push back in the opposite direction when things have gone too far. It really is natural.

And it's wrong.

You might want to push back and become more loose when you know you're being too controlling. Or really want more generous when you've realized how stingy you are. Or maybe you should be more selfish, if you've noticed how much of yourself you sacrifice in the service of others.

Or grander: you try labour not repeat the mistakes of your upbringing, your education (or lack thereof). You are NOT going to be absent, aloof. You'll make sure your son, your daughter, feels heard and cared for, and never alone. The same won't happen to them!

Or on an even grander scale: as a society, as a culture we may have favored one group over another. So now we might push back and that group is given what they're owned, given an extra boost at the expense of another group.

But what I recently realized is that balancing doesn't come from that compensating push, not really. It comes from aiming at the middle, at doing the right thing, not the compensatory thing.

For example, I know I'm way too avoidant. I run away from problems, uncomfortable feelings and insights, in essence: I run from pain and discomfort.

Now, life, as you certainly know, involves a fair deal of pain and discomfort. It's kind off a package deal. A lot of friendship, interesting experiences… and pain. So I pushed back, pressed my face in the steaming pile of pain, as you would do with a young cat that has… graced your carpet, let us say.

And as with the cat: this approach doesn't really work. At best, it learns fearfully to only take a dump when you're not watching it. At worst, it starts fearing you, in general.

Then it dawned on me: running nor pushing is the way, but standing still and just letting happen what will happen. I don't have to seek out the pain and unpleasantness - those will come by themselves, unaided. But I welcome them and do not run.