donderdag 3 november 2016

Angst is situationeel

Angst is situationeel, maar soms schatten we de situatie verkeerd in.

Vorige week voelde ik me niet goed. Ik twijfelde heel hard aan mezelf en was erg bang niet goed genoeg te zijn om zelfs maar een bescheiden lesvoorbereiding te schrijven. Het ging mislukken en ik zou me enorm belachelijk maken! Beter er zelfs niet aan beginnen.

Ik werd er me van bewust dat ik bang was en dat mijn angst vermoedelijk onterecht was. Bovendien was ze hinderlijk en onprettig. Maar gewoon tegen jezelf zeggen dat je angst onterecht is helpt niet. Maar wat moest ik dan doen?

Het begon allemaal met het persoonlijke inzicht dat angst meestal situationeel is. We zijn niet echt bang van de pijn, maar eerder voor de situaties waarvan we denken dat ze ons pijn doen.

Dat spreekt ook redelijk voor zich want het is zinniger bang te zijn voor snel rijdend verkeer, dan voor de pijn die we hebben wanneer we aangereden worden. Dat verkeer is namelijk de oorzaak van die pijn.
Pijn, tegenslag en ellende komen namelijk niet voor zonder oorzaak. En aangezien angst een emotie is die ons ertoe aanspoort bepaalde zaken te vermijden of niet te doen, is het zinniger bang te zijn voor de oorzaak, dan voor het gevolg.

Door ervaring en vanalles mee te maken leren we proefondervindelijk welk soort situaties pijn en ellende veroorzaken en welke niet. We leren op die manier waar we bang voor moeten zijn.

Maar soms vergissen we ons hierin en worden we nodeloos bang voor iets. We denken dan dat iets ons pijn zal doen, terwijl dit eigenlijk niet zo is. We leren situaties dus verkeerd inschatten.
Bijvoorbeeld kunnen we pech hebben met het soort situaties waarin we terecht komen. Zo kunnen alle professoren die we ontmoet hebben enorme klootzakken geweest zijn. We werden dus bang van professoren. Dit is echter duidelijk een vergissing, want sommige proffen zijn heel aardige mensen. Ik kan er zelfs van meespreken!

De kans op vergissingen wordt nog groter wanneer de angst echt extreem is, wanneer er sprake is van doodsangst. Onderzoek wijst uit dat éénmaal doodsangst voor iets ervaren al genoeg kan zijn om er je hele leven bang voor te zijn. We gaan die ene ervaring dan gaan veralgemenen.

Het zijn die vergissingen die ons het leven zwaar maken. Al die onnodige (doods)angsten! Dat inzien was het begin van mijn denkproces.

In het volgende blogbericht zal ik dieper ingaan op het onderwerp van onterechte doodsangst.

En tot dan: keep breathing my friends! :)

woensdag 2 november 2016

Zelftwijfel en doodsangst: philosophy to the rescue!

Soms is angst en zelfs doodsangst terecht. Maar soms ook niet.

Vorige week maakte ik me enorme zorgen. Zoals jullie misschien weten volg ik sinds dit jaar de specifieke lerarenopleiding. Mijn eerste lesvoorbereiding moet namelijk al klaar zijn tegen december. Het vak dat ik ga geven is cultuurwetenschappen in de derde graad ASO.

Toen ik de leerplannen onder ogen nam groeide mijn ongemak met gestage schreden. Angst gaf me eerst een ferme klap op mijn hoofd en kneep toen mijn maag tot moes. 
Waarom? Ik was bang dat ik niet genoeg kennis had, dat ik niet over de juiste vaardigheden beschikte om deze opdracht tot een goed einde te brengen, dat ik op één of andere manier tekort schoot.

Vervelende maar helaas vrij overtuigende gedachten zoals: ‘je kan het niet; het gaat niet lukken; wat weet jij hier eigenlijk over?’ raasden door mijn als een rietstengel trillende brein. En die gedachten spraken nog andere angsten aan, angsten als: ‘mensen gaan zien dat je niet veel waard ben; ze gaan zien dat je geen goede filosoof bent; dat je opleiding nutteloos is.’

Ik voelde me echt niet goed. Dat zal je wel begrijpen. Bovendien waren het geen erg productieve gedachten. Ze hielpen me niet met het afwerken van mijn leerplan. Het was dus de hoogste tijd daar iets mee te doen! Philosophy to the rescue!

En dat is exact wat ik deed: ik paste mijn filosofie op het probleem toe. Eerst onderzocht ik de zaak op een abstract niveau: wat voor angst is het en hoe zit dit soort angst in elkaar? Vervolgens bracht ik enkele mogelijke remedies in kaart, om deze uiteindelijk toe te passen. Met succes!

De komende dagen zou ik graag de resultaten van dit denkproces met jullie delen. Het is mijn hoop hier iemand mee te helpen, want niemand verdient het om geplaagd te worden door dergelijke angsten.

Houd moed! Geef niet op en lach. ☺

zondag 21 augustus 2016

Is pornografie slecht?

Is pornografie slecht? Met die vraag begin ik vandaag te schrijven, naar aanleiding van een tragisch artikel over een ontvoerd meisje wiens verkrachtingen in hoeveelheid en ernst toenamen doordat haar ontvoerder naar porno keek.

Mijn eerste gedachte was dat het goed of slecht zijn van pornografie afhangt van het gebruik ervan. In dit specifieke geval is de marge van goed gebruik zonder twijfel overschreden! Maar om op basis hiervan pornografie te demoniseren is me toch enkele bruggen te ver.

Om te beginnen lijkt pornografie in deze of gene vorm iets volledig des mensen en van zowat alle tijden. Waarom? Omdat het een antwoord is op een veel voorkomende nood, namelijk die van seksuele bevrediging zonder dat er een gepaste partner beschikbaar is. 

Verlangens op zich kunnen mijns inziens niet slecht zijn. Het is de manier waarop we met die verlangens omgaan, wat we in gang zetten om ze te bevredigen dat een negatieve kwalificatie kan krijgen. Bijvoorbeeld door geen rekening te houden met de noden en verlangens van anderen, maar evengoed door onvoldoende rekening te houden met onze eigen grenzen en in excessen te vervallen. Denk hierbij maar aan vele verslavingen, zoals eetverslaving, of in dit geval: pornoverslaving. 

Mijn intuïtie is dat pornografie in haar diverse vormen – gaande van pikante fresco’s, tot station-romannetjes en het overbekende filmmateriaal – een onschuldige uitweg biedt aan een hele reeks aan onbeantwoorde seksuele verlangens, hetzij vanzelfsprekend niet aan alle onbeantwoorde seksuele verlangens.
Ik vraag me trouwens af of zonder deze uitlaatklep vrouwen, en in mindere mate ook mannen, niet meer zouden worden lastiggevallen. 
Echter, dat is maar een vraag. Eén die ik onmogelijk kan beantwoorden. Het enige dat ik merkte, is dat ik meer de neiging had naar vrouwen te staren toen ik single was en geen porno gekeken had, dan toen ik er wel gekeken had. 

Je kan pornografie bovendien niet tegengaan. Zoals ik reeds zei is het iets heel menselijks, een overal voorkomende nood. Hoe eenvoudig is het niet om een pikant verhaaltje te schrijven, of gewaagde tekeningen te maken? Nee, waar het voor mij op aan komt is hoe er omgegaan wordt met het bevredigen van die nood: houdt men rekening met de noden en verlangens van alle betrokkenen, en respecteert men de eigen grenzen?