woensdag 2 november 2016

Zelftwijfel en doodsangst: philosophy to the rescue!

Soms is angst en zelfs doodsangst terecht. Maar soms ook niet.

Vorige week maakte ik me enorme zorgen. Zoals jullie misschien weten volg ik sinds dit jaar de specifieke lerarenopleiding. Mijn eerste lesvoorbereiding moet namelijk al klaar zijn tegen december. Het vak dat ik ga geven is cultuurwetenschappen in de derde graad ASO.

Toen ik de leerplannen onder ogen nam groeide mijn ongemak met gestage schreden. Angst gaf me eerst een ferme klap op mijn hoofd en kneep toen mijn maag tot moes. 
Waarom? Ik was bang dat ik niet genoeg kennis had, dat ik niet over de juiste vaardigheden beschikte om deze opdracht tot een goed einde te brengen, dat ik op één of andere manier tekort schoot.

Vervelende maar helaas vrij overtuigende gedachten zoals: ‘je kan het niet; het gaat niet lukken; wat weet jij hier eigenlijk over?’ raasden door mijn als een rietstengel trillende brein. En die gedachten spraken nog andere angsten aan, angsten als: ‘mensen gaan zien dat je niet veel waard ben; ze gaan zien dat je geen goede filosoof bent; dat je opleiding nutteloos is.’

Ik voelde me echt niet goed. Dat zal je wel begrijpen. Bovendien waren het geen erg productieve gedachten. Ze hielpen me niet met het afwerken van mijn leerplan. Het was dus de hoogste tijd daar iets mee te doen! Philosophy to the rescue!

En dat is exact wat ik deed: ik paste mijn filosofie op het probleem toe. Eerst onderzocht ik de zaak op een abstract niveau: wat voor angst is het en hoe zit dit soort angst in elkaar? Vervolgens bracht ik enkele mogelijke remedies in kaart, om deze uiteindelijk toe te passen. Met succes!

De komende dagen zou ik graag de resultaten van dit denkproces met jullie delen. Het is mijn hoop hier iemand mee te helpen, want niemand verdient het om geplaagd te worden door dergelijke angsten.

Houd moed! Geef niet op en lach. ☺

zondag 21 augustus 2016

Is pornografie slecht?

Is pornografie slecht? Met die vraag begin ik vandaag te schrijven, naar aanleiding van een tragisch artikel over een ontvoerd meisje wiens verkrachtingen in hoeveelheid en ernst toenamen doordat haar ontvoerder naar porno keek.

Mijn eerste gedachte was dat het goed of slecht zijn van pornografie afhangt van het gebruik ervan. In dit specifieke geval is de marge van goed gebruik zonder twijfel overschreden! Maar om op basis hiervan pornografie te demoniseren is me toch enkele bruggen te ver.

Om te beginnen lijkt pornografie in deze of gene vorm iets volledig des mensen en van zowat alle tijden. Waarom? Omdat het een antwoord is op een veel voorkomende nood, namelijk die van seksuele bevrediging zonder dat er een gepaste partner beschikbaar is. 

Verlangens op zich kunnen mijns inziens niet slecht zijn. Het is de manier waarop we met die verlangens omgaan, wat we in gang zetten om ze te bevredigen dat een negatieve kwalificatie kan krijgen. Bijvoorbeeld door geen rekening te houden met de noden en verlangens van anderen, maar evengoed door onvoldoende rekening te houden met onze eigen grenzen en in excessen te vervallen. Denk hierbij maar aan vele verslavingen, zoals eetverslaving, of in dit geval: pornoverslaving. 

Mijn intuïtie is dat pornografie in haar diverse vormen – gaande van pikante fresco’s, tot station-romannetjes en het overbekende filmmateriaal – een onschuldige uitweg biedt aan een hele reeks aan onbeantwoorde seksuele verlangens, hetzij vanzelfsprekend niet aan alle onbeantwoorde seksuele verlangens.
Ik vraag me trouwens af of zonder deze uitlaatklep vrouwen, en in mindere mate ook mannen, niet meer zouden worden lastiggevallen. 
Echter, dat is maar een vraag. Eén die ik onmogelijk kan beantwoorden. Het enige dat ik merkte, is dat ik meer de neiging had naar vrouwen te staren toen ik single was en geen porno gekeken had, dan toen ik er wel gekeken had. 

Je kan pornografie bovendien niet tegengaan. Zoals ik reeds zei is het iets heel menselijks, een overal voorkomende nood. Hoe eenvoudig is het niet om een pikant verhaaltje te schrijven, of gewaagde tekeningen te maken? Nee, waar het voor mij op aan komt is hoe er omgegaan wordt met het bevredigen van die nood: houdt men rekening met de noden en verlangens van alle betrokkenen, en respecteert men de eigen grenzen?

dinsdag 12 juli 2016

Spontaniteit is je wil in de zeilen hebben

Een mooie metafoor voor spontaniteit is: ‘je wil in de zeilen hebben,’ hoewel ik nog twijfel over variaties zoals: ‘de wil in de zeilen hebben’ of: ‘je wil in je zeilen hebben,’ en zelfs: ‘de wil in je zeilen hebben.’

Iedere formulering heeft een andere nuance en klemtoon. Wanneer je het over ‘de wil’ hebt, spreek je meer over het in connectie staan met de Wil tot Samenhang, het kosmisch principe dat de realiteit stoffeert en doorspekt. Dat is algemener en klinkt bovendien ook passiever, een kwestie van geluk dat er iets is buiten je macht dat op dit moment in je voordeel is.

Heb je het over ‘je wil’ ligt de klemtoon net meer op het volgen van jouw unieke manifestatie van de Wil tot Samenhang, of anders verwoord: dan zeg je dat je jezelf bent en doet wat juist voelt voor jou. 

Filosofisch gezien heb ik de voorkeur voor ‘de wil’, maar persoonlijk eerder voor ‘je wil.’ Want wat er toe doet is namelijk dat je je onbelemmerd gedreven wordt door je eigen dromen en verlangens, dat je volgt wie je zelf bent. Je eigen wil is dan ook de enige manier waarop je de Wil tot Samenhang direct kan ervaren en beleven.

Het onderscheid tussen ‘de zeilen’ en ‘je zeilen’ is dan weer bescheidener. Het eerste klinkt iets afstandelijker; het tweede persoonlijker. Ik denk dat mijn voorkeur uit gaat naar ‘de zeilen’, omdat de metafoor anders te persoonlijk wordt, en bovendien herhaal ik niet graag lidwoorden tenzij het noodzakelijk is.

Het is dus: ‘Je wil in de zeilen hebben!’