zaterdag 3 mei 2014

Sociale zelfzorg, lichaam & Budō deel 3

Meer dan tien jaar van mijn leven en sinds vrij jonge leeftijd beoefen ik Japanse krijgskunsten (Budō). Eerst deed ik judo, vervolgens kendo en momenteel aikido.
Het is dus niet verwonderlijk dat krijgskunst een invloed heeft op mijn leven en zelfs mijn manier van leven.

In de voorgaande twee berichten van deze reeks heb ik proberen verduidelijken dat een manier van leven neer komt op hoe je je lichaam inzet bij het verwezenlijken van je doelen; het is je levensstrategie. 
Voorts heb ik beklemtoond dat een manier van leven altijd sociaal ingebed is: het is een manier van samenleven. Het realiseren van je doelen gebeurt door deel te zijn van, gebruik te maken van en rekening te houden met een sociale context.

Het ideaal van krijgskunst (Budō) is eigenlijk zelf een manier van leven en het beoefenen ervan kan ons veel leren over zowel het lichamelijke als het sociale aspect.
Wanneer je traint leer je in feite hoe je dingen gedaan krijgt met je lichaam in een sociale context. Je leert je lichaam efficiënter verhouden tegenover anderen, maar maakt het ook sterker of flexibeler in het algemeen. Ik denk dat dit op weinig plaatsen zo zichtbaar is als in de dojo.

Budō of de martiale weg (van de oorlogsgod Mars) is zeker niet de juiste weg voor iedereen. Ik twijfel zelfs of het de ideale weg voor mij is!
Toch kunnen we ervan leren, aangezien het een voorbeeld is van een volwaardige, consistente manier van leven. Die zijn tegenwoordig vrij zeldzaam geworden.

Ik werd me bewust van het lichamelijke aspect, toen het me opviel dat ik het gereedschap in de keuken vasthou als een bokken (houten katana) en ze behandel als een 'extentie van mezelf'.
Eveneens merkte ik dat ik mijn hele lichaam gebruik bij mijn bewegingen, eerder dan enkel spierkracht. En een vriend van me vertelde dat hij op straat spontaan een martiale draaistap deed om een botsing met een voorbijganger te voorkomen.

Zo zijn er nog voorbeelden, zoals die keer dat ik 'in de rug' van een vervelende maar ongevaarlijke zatlap bleef zodat hij zelfs vergat dat ik daar was. Of toen ik een zachte armklem (ikkyo) gebruikte op de Gentse Feesten om te voorkomen dat iemand per ongeluk bier over me goot. Of bij het struikelen een rol maakte.

Wat er te leren valt van krijgskunst is eindeloos. Maar laat er me enkele belangrijke zaken opsommen. Een eerste is vertrouwdheid met de lichamelijkheid van anderen, iets wat in onze cultuur soms een beetje vergeten wordt.
Dankzij het beoefenen van krijgskunst leren we hoe het voelt om in fysiek contact met anderen te staan. We leren het kennen en er meer op ons gemak mee zijn, zelfs in stressvolle situaties zoals een fysiek conflict.

Ook worden we vertrouwder met hoe ons eigen lichaam werkt, en hoe we met het lichaam van anderen kunnen omgaan bij het nastreven van onze doelen.
Nu, ik weet dat dat laatste erg vreemd moet overkomen, bijna pervers. Alsof we leren hoe we een ander kunnen overmeesteren, in elkaar slaan of gebruiken voor onze lusten. Maar zo bedoel ik het niet.

Wat ik eerder in gedachten had was weten hoe je iemand efficiënt tegenhoudt wanneer hij bijna onder een auto loopt. Hoe je iemand in bedwang houdt als hij onder invloed van alcohol domme dingen wil begaan. Inderdaad hoe je botsingen op straat voorkomt, of bier over je hoofd.
En als het dan toch, helaas, op geweld moet neerkomen: hoe je jezelf beschermt en schade beperkt, of je vrienden en familie helpt belagers te weerstaan.

Door samen te trainen ontwikkel je bovendien ook vertrouwen, vriendschap en een gevoel van samenhorigheid. Die dingen zijn natuurlijk niet typisch voor het beoefenen van krijgskunsten, maar ze zijn toch mooi meegenomen!

Pas heel recent ben ik me beginnen realiseren dat voor mij het beoefenen van krijgskunst en filosoferen de keerzijde zijn van hetzelfde muntstuk.
Beiden zijn een oefening in, het verfijnen van en een zoeken naar de juiste manier van leven. Krijgskunst vormt voornamelijk het lichaam; filosofie vormt voornamelijk de geest.
Die twee zijn geen tegengestelden of gescheiden eenheden, maar extremen van hetzelfde continuüm, namelijk: hoe je je lichaam inzet bij het verwezenlijken van doelen, ofwel hoe je aan sociaal ingebedde zelfzorg doet.

zondag 27 april 2014

Sociale zelfzorg, lichaam & Budō deel 2

Gisteren had ik het er over dat de zoektocht naar de juiste manier van leven er ook altijd één is naar de juiste manier van samenleven.
Vandaag wil ik het hebben over waar een manier van leven op neer komt, namelijk het gebruik van je lichaam.

Reeds lang heb ik opvallend veel oog gehad voor manieren van leven, zelfs wanneer ze goed verstopt zaten onder stijf academisch jargon. In feite, het opsporen van de manier van leven die ademt doorheen een cursus of tekst is altijd mijn studiemethode geweest, en de reden dat ik met vrij weinig tijd best goede resultaten kan boeken.
Het heeft me altijd enorm geboeid. Ik heb van die zoektocht zelfs mijn masterproef proberen maken, naar voorbeeld van de Socratische traditie in de Hellenistische Periode. Toch heb ik nooit de verassend voor de hand liggende vraag gesteld wat voor iets een manier van leven nu eigenlijk is.

De reden daarvoor ligt denk ik in het feit dat ik de Lebensform (Wittgenstein) bijna uitsluitend in taal onderzocht heb, in een wereld van grammatica en denkstructuren, terwijl haar hart net klopt in ons borst, in ons lichaam. Het heeft zo weinig van doen met denken en alles met doen.

Na een gesprek over krijgskunst (Budō) met een goede vriend van me, begreep ik dat een manier van leven eigenlijk een manier is om dingen met je lichaam gedaan te krijgen.
Pakweg: hoe we te werk gaan om onze doelen of verlangens te realiseren, wat we doen met obstakels en tegenslagen, hoe we meevallers benutten; onze strategie, hoe we ons lichaam inzetten.

Mijn filosofie is in feite een zoektocht naar, een oefening in en een continu verfijnen van een goede manier van leven, ofwel: het zoeken naar hoe ik mijn lichaam efficiënter kan gebruiken om mijn doelen te bereiken.

Wat voor jou de juiste manier van leven is heeft vanzelfsprekend enorm veel te maken met het soort doelen je nastreeft, wat je wil bereiken.
Dat wil niet zeggen dat je zomaar eender wat als doel kan stellen. Veel daarvan is afhankelijk van omstandigheden en het soort persoon je bent, vooral je karakter. (Zie: Ken je Ziel)

De voor jou juiste manier van leven en de doelen die je stelt hangen natuurlijk ook af van andere zaken, zoals je fysiek, geslacht, sociale positie, woonklimaat, technologie, wereld-, mens- en zelfbeeld, … enzovoorts.

De relatie met krijgskunst begint eindelijk een beetje te dagen: een manier van je lichaam te gebruiken in verhouding tot anderen. Daarover meer in het laatste luik van deze reeks.

zaterdag 26 april 2014

Sociale zelfzorg, lichaam & Budō deel 1

Mijn filosofie verandert! Er zit evolutie in mijn zoektocht naar de juiste manier van leven. Aan de hand van een driedelige reeks wil ik toelichten wat krijgskunst (Budō) ons kan leren over die zoektocht.

Hoewel het basisidee van mijn filosofie altijd hetzelfde is gebleven, slaag ik er meer en meer in mijn vinger op de nuances te leggen. Zo legde ik in een recent bericht uit dat zelfzorg en vriendelijkheid van groot belang zijn. In die lijn wil ik verdergaan. 

Onlangs ben ik tot het besef gekomen dat mijn manier van leven in feite een ingebedde zelfzorg is. Ingebed in een sociaal weefsel, of eenvoudiger gesteld: vrienden, familie, collega's, gemeenschap.

Het is niet alleen onvermijdelijk dat je met anderen zal moeten omgaan, maar zelfs aan te raden! Niet alleen is het samen makkelijker om zaken gedaan te krijgen, waardoor je een soort wederkerigheid krijgt, maar ook is het een belangrijk stuk van ons natuurlijk verlangen: we willen tot een groep horen, relaties aangaan, vriendschappen sluiten, samenwerken, en liefst aan een groter, gezamenlijk doel. Wanneer dat aspect ontbreekt of te zwak is, voelen we ons eenzaam, zwaarmoedig of zelfs leeg. 

Dit alles om maar te zeggen dat mijn filosofie niet alleen een manier van leven is, maar ook een manier van samenleven, met anderen omgaan.
En een groot deel van mijn methode van positief denken is gericht op het opheffen van sociale barrières zoals een laag zelfbeeld en een te sterk wantrouwen of ongeloof in anderen.

Voor jezelf zorgen is deelhebben aan, gebruik maken van en rekening houden met een sociaal gebeuren bij het nastreven van je doelen en verlangens, zeg maar: sociaal zijn.

Krijgskunst en vooral het beoefenen daarvan kan enorm bijdragen aan dat sociale aspect, zoals zal blijken uit het laatste deel.
Morgen gaat het over de lichamelijkheid van een manier van leven.