Meer dan tien jaar van mijn leven en sinds vrij jonge leeftijd beoefen ik Japanse krijgskunsten (Budō). Eerst deed ik judo, vervolgens kendo en momenteel aikido.
Het is dus niet verwonderlijk dat krijgskunst een invloed heeft op mijn leven en zelfs mijn manier van leven.
In de voorgaande twee berichten van deze reeks heb ik proberen verduidelijken dat een manier van leven neer komt op hoe je je lichaam inzet bij het verwezenlijken van je doelen; het is je levensstrategie.
Voorts heb ik beklemtoond dat een manier van leven altijd sociaal ingebed is: het is een manier van samenleven. Het realiseren van je doelen gebeurt door deel te zijn van, gebruik te maken van en rekening te houden met een sociale context.
Het ideaal van krijgskunst (Budō) is eigenlijk zelf een manier van leven en het beoefenen ervan kan ons veel leren over zowel het lichamelijke als het sociale aspect.
Wanneer je traint leer je in feite hoe je dingen gedaan krijgt met je lichaam in een sociale context. Je leert je lichaam efficiënter verhouden tegenover anderen, maar maakt het ook sterker of flexibeler in het algemeen. Ik denk dat dit op weinig plaatsen zo zichtbaar is als in de dojo.
Budō of de martiale weg (van de oorlogsgod Mars) is zeker niet de juiste weg voor iedereen. Ik twijfel zelfs of het de ideale weg voor mij is!
Toch kunnen we ervan leren, aangezien het een voorbeeld is van een volwaardige, consistente manier van leven. Die zijn tegenwoordig vrij zeldzaam geworden.
Ik werd me bewust van het lichamelijke aspect, toen het me opviel dat ik het gereedschap in de keuken vasthou als een bokken (houten katana) en ze behandel als een 'extentie van mezelf'.
Eveneens merkte ik dat ik mijn hele lichaam gebruik bij mijn bewegingen, eerder dan enkel spierkracht. En een vriend van me vertelde dat hij op straat spontaan een martiale draaistap deed om een botsing met een voorbijganger te voorkomen.
Zo zijn er nog voorbeelden, zoals die keer dat ik 'in de rug' van een vervelende maar ongevaarlijke zatlap bleef zodat hij zelfs vergat dat ik daar was. Of toen ik een zachte armklem (ikkyo) gebruikte op de Gentse Feesten om te voorkomen dat iemand per ongeluk bier over me goot. Of bij het struikelen een rol maakte.
Wat er te leren valt van krijgskunst is eindeloos. Maar laat er me enkele belangrijke zaken opsommen. Een eerste is vertrouwdheid met de lichamelijkheid van anderen, iets wat in onze cultuur soms een beetje vergeten wordt.
Dankzij het beoefenen van krijgskunst leren we hoe het voelt om in fysiek contact met anderen te staan. We leren het kennen en er meer op ons gemak mee zijn, zelfs in stressvolle situaties zoals een fysiek conflict.
Ook worden we vertrouwder met hoe ons eigen lichaam werkt, en hoe we met het lichaam van anderen kunnen omgaan bij het nastreven van onze doelen.
Nu, ik weet dat dat laatste erg vreemd moet overkomen, bijna pervers. Alsof we leren hoe we een ander kunnen overmeesteren, in elkaar slaan of gebruiken voor onze lusten. Maar zo bedoel ik het niet.
Wat ik eerder in gedachten had was weten hoe je iemand efficiënt tegenhoudt wanneer hij bijna onder een auto loopt. Hoe je iemand in bedwang houdt als hij onder invloed van alcohol domme dingen wil begaan. Inderdaad hoe je botsingen op straat voorkomt, of bier over je hoofd.
En als het dan toch, helaas, op geweld moet neerkomen: hoe je jezelf beschermt en schade beperkt, of je vrienden en familie helpt belagers te weerstaan.
Door samen te trainen ontwikkel je bovendien ook vertrouwen, vriendschap en een gevoel van samenhorigheid. Die dingen zijn natuurlijk niet typisch voor het beoefenen van krijgskunsten, maar ze zijn toch mooi meegenomen!
Wanneer je traint leer je in feite hoe je dingen gedaan krijgt met je lichaam in een sociale context. Je leert je lichaam efficiënter verhouden tegenover anderen, maar maakt het ook sterker of flexibeler in het algemeen. Ik denk dat dit op weinig plaatsen zo zichtbaar is als in de dojo.
Budō of de martiale weg (van de oorlogsgod Mars) is zeker niet de juiste weg voor iedereen. Ik twijfel zelfs of het de ideale weg voor mij is!
Toch kunnen we ervan leren, aangezien het een voorbeeld is van een volwaardige, consistente manier van leven. Die zijn tegenwoordig vrij zeldzaam geworden.
Ik werd me bewust van het lichamelijke aspect, toen het me opviel dat ik het gereedschap in de keuken vasthou als een bokken (houten katana) en ze behandel als een 'extentie van mezelf'.
Eveneens merkte ik dat ik mijn hele lichaam gebruik bij mijn bewegingen, eerder dan enkel spierkracht. En een vriend van me vertelde dat hij op straat spontaan een martiale draaistap deed om een botsing met een voorbijganger te voorkomen.
Zo zijn er nog voorbeelden, zoals die keer dat ik 'in de rug' van een vervelende maar ongevaarlijke zatlap bleef zodat hij zelfs vergat dat ik daar was. Of toen ik een zachte armklem (ikkyo) gebruikte op de Gentse Feesten om te voorkomen dat iemand per ongeluk bier over me goot. Of bij het struikelen een rol maakte.
Wat er te leren valt van krijgskunst is eindeloos. Maar laat er me enkele belangrijke zaken opsommen. Een eerste is vertrouwdheid met de lichamelijkheid van anderen, iets wat in onze cultuur soms een beetje vergeten wordt.
Dankzij het beoefenen van krijgskunst leren we hoe het voelt om in fysiek contact met anderen te staan. We leren het kennen en er meer op ons gemak mee zijn, zelfs in stressvolle situaties zoals een fysiek conflict.
Ook worden we vertrouwder met hoe ons eigen lichaam werkt, en hoe we met het lichaam van anderen kunnen omgaan bij het nastreven van onze doelen.
Nu, ik weet dat dat laatste erg vreemd moet overkomen, bijna pervers. Alsof we leren hoe we een ander kunnen overmeesteren, in elkaar slaan of gebruiken voor onze lusten. Maar zo bedoel ik het niet.
Wat ik eerder in gedachten had was weten hoe je iemand efficiënt tegenhoudt wanneer hij bijna onder een auto loopt. Hoe je iemand in bedwang houdt als hij onder invloed van alcohol domme dingen wil begaan. Inderdaad hoe je botsingen op straat voorkomt, of bier over je hoofd.
En als het dan toch, helaas, op geweld moet neerkomen: hoe je jezelf beschermt en schade beperkt, of je vrienden en familie helpt belagers te weerstaan.
Door samen te trainen ontwikkel je bovendien ook vertrouwen, vriendschap en een gevoel van samenhorigheid. Die dingen zijn natuurlijk niet typisch voor het beoefenen van krijgskunsten, maar ze zijn toch mooi meegenomen!
Pas heel recent ben ik me beginnen realiseren dat voor mij het beoefenen van krijgskunst en filosoferen de keerzijde zijn van hetzelfde muntstuk.
Beiden zijn een oefening in, het verfijnen van en een zoeken naar de juiste manier van leven. Krijgskunst vormt voornamelijk het lichaam; filosofie vormt voornamelijk de geest.
Die twee zijn geen tegengestelden of gescheiden eenheden, maar extremen van hetzelfde continuüm, namelijk: hoe je je lichaam inzet bij het verwezenlijken van doelen, ofwel hoe je aan sociaal ingebedde zelfzorg doet.
Beiden zijn een oefening in, het verfijnen van en een zoeken naar de juiste manier van leven. Krijgskunst vormt voornamelijk het lichaam; filosofie vormt voornamelijk de geest.
Die twee zijn geen tegengestelden of gescheiden eenheden, maar extremen van hetzelfde continuüm, namelijk: hoe je je lichaam inzet bij het verwezenlijken van doelen, ofwel hoe je aan sociaal ingebedde zelfzorg doet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten