Sinds meer dan een jaar zat ik met de vraag wat nu het verschil is tussen spontaniteit en roekeloosheid. Ik heb het thema zelfs eens voorgelegd aan een socratische gespreksgroep (Filocafé), maar tevergeefs.
Vandaag begrijp ik eindelijk dat spontaniteit een gouden middenweg is tussen twee extremen: geremdheid en roekeloosheid.
Geremdheid treedt op in situaties waarin men niet doet of zegt wat men eigenlijk zou willen, zonder dat daar afdoende redenen voor zijn. Voorbeelden daarvan zijn verlegenheid en, voor de studenten onder jullie: uitstelgedrag – de beruchte 'procrastinatie'.
Roekeloosheid is het omgekeerde: tegen beter weten in toch doen of zeggen wat men maar wil. Veel vormen van waaghalzerij en onbeleefdheid zijn hier voorbeelden van. (Zie vb YOLO!)
Ik moet nog wel vermelden dat ik spontaniteit, geremdheid en roekeloosheid een klein beetje anders invul dan gangbaar is in de spreektaal. De reden hiervoor is dat spontaniteit specifiek binnen mijn filosofie als een deugd fungeert, en de andere twee als ondeugden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten